Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Den Haag, 23 november 2016

werkneemster/werkgever

Opzegging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd geschiedt op grond van de CAO VO 2014-2015 bij aangetekend schrijven onder opgave van redenen en met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Deze opzegging hoeft niet conform de normale opzegbepalingen in het BW te geschieden.

Werkneemster is voor bepaalde tijd (31 augustus 2014 tot en met 31 juli 2015) benoemd in de functie docent levensbeschouwing. Deze aanstelling is verlengd van 1 augustus 2015 tot en met 31 juli 2016. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO VO 2014-2015 van toepassing. Krachtens artikel 10.a.1 van deze cao kan het beëindigen van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd geschieden door opzegging. Krachtens artikel 10.1.3 vindt de opzegging plaats bij aangetekend schrijven (dan wel door overhandiging van de brief tegen een ontvangstbewijs) en moet deze met redenen zijn omkleed en met inachtneming van de geldende opzegtermijn geschieden. Bij brief van 18 april 2016 heeft werkgever werkneemster aangezegd dat haar tijdelijk dienstverband per 1 augustus 2016 van rechtswege afloopt, dat op grond van de prognose van het beschikbare aantal lessen en taken voor het schooljaar 2016/2017 de schoolleiding heeft besloten het dienstverband niet te verlengen en dat aan haar een transitievergoeding zal worden uitgekeerd conform de WWZ. Werkneemster verzoekt vernietiging van de opzegging en loondoorbetaling.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens werkneemster is voor opzegging van haar dienstverband de toestemming van het UWV als bedoeld in artikel 7:671a BW vereist omdat onder opzeggen in de zin van artikel 10.a.1 van de cao sinds de invoering van de WWZ en het vervallen van het BBA moet worden verstaan de opzegging in de zin van de artikelen 7:669 e.v. BW. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Zowel voor als na de inwerkingtreding van de WWZ eindigt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (conform art. 7:667 lid 1 en 2 BW) van rechtswege wanneer de tijd is verstreken en is voorafgaande opzegging overeenkomstig de artikelen 7:669 e.v. BW alleen nodig als dit door partijen is bepaald. De vraag rijst dus of partijen bij het aangaan van het dienstverband of daarna zijn overeengekomen dat voorafgaande opzegging nodig is. De akte van aanstelling noch de begeleidende brief bevat een dergelijke bepaling. Wel wordt in de akte van aanstelling verwezen naar een vigerende cao. In de cao staat vermeld dat opzegging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd geschiedt bij aangetekend schrijven onder opgave van de redenen en met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Volgens de cao is het meedelen van de beëindiging (mits onder opgave van redenen en met inachtneming van de opzegtermijn) dus voldoende voor het eindigen van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd. Anders gezegd: in de cao valt dus niet te lezen dat opzegging conform de normale opzegbepalingen in het BW moet geschieden. Dit wordt niet anders door de inwerkingtreding van de WWZ en het vervallen van het BBA. De conclusie is dat de onderhavige aanstelling van werkneemster per 1 augustus 2016 is geëindigd.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Datum uitspraak: 23-11-2016
  • Roepnaam: werkneemster/werkgever
  • Zaaknummer: 5179876/RPVERZ 16-50441
  • Nummer: AR-2016-1371