Rechtspraak
werknemer/werkgeefsterRechtbank Gelderland, 30 november 2016
werknemer/werkgeefster
Na verkregen toestemming van het UWV is de arbeidsovereenkomst van werknemer opgezegd. Aan werknemer is een transitievergoeding betaald van € 2.746,23, gebaseerd op de tijdelijke regeling lagere transitievergoeding kleine werkgever (art. 7:673d BW). Werknemer vordert een transitievergoeding van primair € 16.939,83. Hij voert aan dat werkgeefster niet is aan te merken als kleine werkgever.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster stelt dat artikel 7:673d BW van toepassing is zodat bij de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst de maanden die zijn gelegen voor 1 mei 2013 buiten beschouwing dienen te worden gelaten. Vast staat dat bij werkgeefster minder dan 25 werknemers in dienst waren. Voor een succesvol beroep op artikel 7:673d lid 1 BW dient ingevolge artikel 24 lid 2 onderdeel a Ontslagregeling het nettoresultaat van de onderneming van de werkgeefster over de drie boekjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, kleiner te zijn geweest dan nul. Strikt genomen voldoet werkgeefster niet aan dat vereiste. Gebleken is dat werkgeefster over 2009 tot en met 2012 verliezen heeft geleden en dat in 2013, 2014 en 2015 sprake was van een kleine winst. Uit de overgelegde accountantsverklaring blijkt dat ondanks de kleine positieve resultaten volgens de concept-jaarrekening 2015 nog steeds sprake is van een negatief eigen vermogen en 2016 naar verwachting met een verlies van € 44.000 en een negatief eigen vermogen van € 91.000 zal worden afgesloten waarbij voor laatstgenoemd bedrag een schuld aan de aandeelhouder resteert. Het verlies is aldus volledig gefinancierd door de aandeelhouder en er is geen sprake van resterende (liquide) middelen, aldus de accountant. Werkgeefster heeft haar activiteiten inmiddels gestaakt. Onder die omstandigheden is voldaan aan de bedoeling van artikel 24 Ontslagregeling in verbinding met artikel 7:673d lid 1 BW en zou het onredelijk zijn werkgeefster een succesvol beroep daarop te ontzeggen. De ratio van deze bepalingen is immers om de financiële gevolgen van het sinds 1 juli 2015 ontstane recht op een transitievergoeding enigszins te verzachten voor de kleine werkgever die wegens aanhoudende financiële problemen genoodzaakt is geweest de arbeidsovereenkomst op te zeggen en die onvoldoende tijd heeft gehad te reserveren voor een (eventueel) verschuldigde transitievergoeding. De maanden voorafgaand aan 1 mei 2013 dienen bij de berekening van de aan werknemer toekomende transitievergoeding buiten beschouwing te worden gelaten. De transitievergoeding bedraagt € 2.746,23, welk bedrag door werkgeefster is betaald. Volgt afwijzing van de verzoeken.