Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 6 december 2016
ECLI:NL:GHDHA:2016:3525
centrale ondernemingsraad KPN/Koninklijke KPN N.V.
KPN heeft een proef gehouden om te onderzoeken hoe medewerkers gestimuleerd kunnen worden om bewuster en energiezuiniger te reizen. Aan deze pilot hebben 42 van de circa 15.000 werknemers van KPN op vrijwillige basis meegedaan. De pilot heeft vijf maanden geduurd. Tijdens de pilot konden de deelnemers aan de hand van een ‘virtueel reisbudget’ de keuze maken uit verschillende vervoermiddelen: auto, fiets of openbaar vervoer. De voor deze deelnemers gebruikelijke onkostenregeling bleef gedurende de pilot van kracht. Bij deelnemers met een lease-auto was een kilometerregistratiekastje in de auto gemonteerd. Informatie over de uitgevoerde rit werd door de deelnemer zelf ingevoerd. Voor KPN werd aldus zichtbaar: de kilometerstand bij begin en einde van de rit, start- en stoplocatie, start- en stopdatum en tijdstip, alsmede type rit (zakelijk/woon-werk/privé). Een deelnemer had doorlopend inzicht in zijn reisbewegingen en virtuele budget via een online beheerplatform (hierna: ‘de online-tool’). Dit platform bood de deelnemer de mogelijkheid om (virtuele) keuzes te maken in zijn vervoermiddelen. In eerste aanleg heeft de COR verzocht, voor zover in hoger beroep nog van belang, (1) te bepalen dat de pilot voor zover deze betrekking heeft op de daarbij te hanteren voorzieningen, zoals de online-tool en het kastje, te beschouwen is als een besluit in de zin van artikel 27 lid 1 onderdeel l WOR en (2) te bepalen dat het besluit om de pilot te doen nietig is gezien het feit dat de COR tijdig en terecht een beroep heeft gedaan op de nietigheid als bedoeld in artikel 27 lid 5 WOR. Bij de bestreden beschikking van 15 december 2015 heeft de kantonrechter de verzoeken van de COR afgewezen. In hoger beroep heeft de COR verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en alsnog de verzoeken toe te wijzen. De drie grieven komen in de kern op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit om de pilot te doen geen besluit is in de zin van artikel 27 lid 1 onderdeel l WOR.
Het hof oordeelt als volgt. In de parlementaire geschiedenis van artikel 27 lid 1 onderdeel 1 WOR is onder meer te lezen (Kamerstukken II 1995/96, 24615, 3 (MvT)): ‘Het voorgestelde nieuwe onderdeel l ziet op personeelsvolg- en informatiesystemen. Het betreft hier niet de reglementering over bijvoorbeeld het gebruik van gegevens, verkregen uit de bedoelde systemen (zie onderdeel k), maar de invoering, wijziging of intrekking van de voorziening zelf. Het begrip regeling omvat overigens in algemene zin mede een ondernemersbesluit van algemene strekking waarbij een duurzame voorziening wordt ingevoerd; een besluit derhalve dat de bedoeling heeft voor langere tijd of met een zekere duurzaamheid te gelden in de onderneming.’ Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een regeling in vorenbedoelde zin, komt het aan op het doel van de regeling (vgl HR 20 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0155, r.o. 3.3.2). Gesteld noch gebleken is dat met de pilot bedoeld is het gebruik van het kastje en/of de online tool ‘met een zekere duurzaamheid’ in te voeren of anderszins te regelen. Het gebruik is in de tijd beperkt tot de pilot (5 maanden). De duurzaamheid komt evenmin tot uitdrukking in de gevolgen van de pilot; de pilot had voor de deelnemers en/of de onderneming geen gevolgen, laat staan moeilijk omkeerbare en/of ingrijpende gevolgen. Het hof verwerpt de stelling dat de pilot een fase is in de besluitvorming van KPN over het mobiliteitsvraagstuk, waarop aan de COR instemming had moeten worden gevraagd. Zo de COR met betrekking tot het mobiliteitsvraagstuk al instemmingsrecht toekomt, geldt dat KPN onvoldoende gemotiveerd weersproken heeft gesteld dat er nog steeds geen sprake is van enige besluitvorming ter zake. De door de COR ingeroepen nietigheid van het besluit van KPN om de pilot te houden heeft geen rechtsgevolg. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd.