Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/X B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 7 december 2016
ECLI:NL:GHARL:2016:9944

werknemer/X B.V.

Kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat werknemer de verkeerde werkgever in rechte heeft betrokken naar aanleiding van ontslag op staande voet wegens niet op werk verschijnen (na ziekmelding bij collega).

Werknemer is op 1 mei 2013 als logistiek medewerker in dienst getreden bij bedrijf 1. Per 1 augustus 2013 is deze arbeidsovereenkomst overgegaan in een arbeidsovereenkomst met bedijf 2 als werkgever. Op enig later moment is bedrijf 3 werkgever geworden. Van al deze vennootschappen was bestuurder X middellijk bestuurder via bedrijf 4, welke holding ook alle aandelen hield. Bestuurder X is ook middellijk bestuurder en aandeelhouder van de verwerende partij. De salarisspecificaties die werknemer heeft ontvangen over de periode van september 2015 tot en met februari 2016 vermelden bedrijf 3 als werkgever. De loonbetalingen over september en oktober 2015 zijn echter verricht door de verwerende partij en over november tot en met januari 2016 door bedrijf 1. Bedrijf 3 heeft werknemer op 16 februari 2016 op staande voet ontslagen, omdat hij niet op het werk is verschenen (werknemer had zich bij een collega ziek gemeld). Werknemer heeft de kantonrechter onder meer verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werknemer de verkeerde werkgever in de procedure heeft betrokken. Werknemer is tijdig in hoger beroep gekomen.

Het hof oordeelt als volgt. In incidenteel hoger beroep heeft de verwerende partij aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte geen punt heeft gemaakt van de vervaltermijn van twee maanden voor een verzoek tot vernietiging van de opzegging. In de bestreden beschikking staat vermeld dat het verzoek van werknemer in eerste aanleg is ingekomen op 18 april 2016. Nu de ontslagbrief dateert van 16 februari 2016 is dat dus te laat, aldus de verwerende partij. Het hof verwerpt dit standpunt. In een door werknemer overgelegde brief van de griffier van de Rechtbank Midden-Nederland, afdeling Civiel, locatie Utrecht staat dat zijn verzoekschrift is ontvangen en geregistreerd op 15 april 2016. Dit wordt ondersteund door de aanbiedingsfax van de toenmalig gemachtigde van werknemer. Naar het oordeel van het hof heeft werknemer aldus voldoende aangetoond dat sprake is van een kennelijke verschrijving in de bestreden beschikking, waarin als datum van ontvangst van het verzoekschrift had moeten staan: 15 april 2016.

Het hof constateert dat werknemer niet heeft gesteld en onderbouwd dat de verwerende partij door overgang van onderneming zijn nieuwe werkgever is geworden. Desgevraagd heeft hij tijdens de mondelinge behandeling bij het hof voorts verklaard dat hij vanaf 1 november 2015 gewoon heeft doorgewerkt zonder dat er een nieuw contract is gesloten. Het hof heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden om de verwerende partij aan te merken als de werkgever van werknemer. Dat zijn loon de laatste maanden door een derde werd betaald, brengt geen wijziging in werkgeverschap mee. Het hof laat dan nog daar dat ook niet is gebleken dat de verwerende partij kon beschikken over de bankrekeningen waarvan het loon werd overgemaakt. Het hof kan dan ook niet anders dan vaststellen dat werknemer de verkeerde rechtspersoon heeft aangesproken en de beschikking, waarvan beroep, in principaal hoger beroep bekrachtigen.