Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 12 december 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:5111
werkneemster/Stichting Orthopedagogisch Centrum De Ambelt
Werkneemster is bij de Stichting Orthopedagogisch Centrum De Ambelt (hierna: De Ambelt) in dienst getreden op 4 november 2003, laatstelijk in de functie van orthopedagoog/psycholoog. Tot 1 maart 2014 heeft zij in die functie fulltime gewerkt. Daarna heeft zij in deeltijd gewerkt, namelijk tot 1 februari 2015 voor 0,9 fte, vervolgens voor 0,8 fte en vanaf 7 maart 2016 (op eigen initiatief) voor 0,3 fte. Op 23 maart 2016 wordt er tussen De Ambelt en de betrokken vakbonden een definitief akkoord bereikt over een Sociaal Plan ten behoeve van de reductie van het personeelsbestand. Op 25 april 2016 ondertekenen De Ambelt en werkneemster een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster stelt bij de ‘bezwarencommissie Sociaal Plan’ bezwaar in tegen de vertrekpremie die in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. De bezwarencommissie adviseert het bezwaar toe te kennen voor ten minste 0,2 fte. De Ambelt neemt het advies niet over. Werkneemster verzoekt De Ambelt te veroordelen tot betaling van acht maandsalarissen conform het Sociaal Plan, vermenigvuldigd met de factor van haar gemiddelde werktijd zijnde 0,971 fte minus de reeds betaalde 0,3 fte (derhalve factor 0,667).
De kantonrechter oordeelt als volgt. Ter zitting heeft werkneemster gesteld dat haar verzoek met name moet worden gelezen als een beroep op de hardheidsclausule uit het Sociaal Plan. Die clausule bepaalt dat De Ambelt het Sociaal Plan of een onderdeel daarvan buiten toepassing kan laten indien het onverkort toepassen van de bepalingen van het Sociaal Plan leidt tot een evident onbillijke uitkomst voor een individuele werknemer. De hoogte van de vertrekpremie die aan werkneemster is toegekend, is berekend op basis van de omvang van het dienstverband op dat moment, te weten 0,3 fte. Werkneemster heeft betoogd dat dit uitgangspunt voor de berekening onterecht is. De kantonrechter overweegt in verband daarmee dat uit het Sociaal Plan volgt dat met behulp van de maatregelen uit het Sociaal Plan is beoogd personeelsreductie te realiseren. In dat kader is de vertrekregeling dus bedoeld om de onzekere situatie waarin een vertrekkende werknemer komt te verkeren in zekere mate te verzachten door toekenning van een vergoeding. Werkneemster had op 1 augustus 2016 een baan elders voor 0,6 fte. Haar volledige vertrek bij De Ambelt per 1 augustus 2016 in het kader van het Sociaal Plan leverde voor De Ambelt slechts een personeelsreductie op van 0,3 fte, zodat in die zin geldt dat de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde beëindigingsvergoeding juist is berekend. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster geen feiten of omstandigheden aangevoerd die ertoe moeten leiden dat De Ambelt in voornoemde situatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot een andere berekening van de vertrekpremie had moeten komen, door in haar berekening ook de 0,5 fte te betrekken die zijn vrijgekomen door het deeltijdontslag van werkneemster voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Sociaal Plan. Dit geldt nog minder voor het verzoek van werkneemster om de berekening zelfs uit te voeren op basis van de gemiddelde werktijdfactor over het gehele dienstverband, wat volgens werkneemster uitkomt op een factor van 0,971. Dit oordeel leidt tot afwijzing van het verzoek van werkneemster.