Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/IJssel Technologie B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 28 december 2016
ECLI:NL:RBOVE:2016:5157

werknemer/IJssel Technologie B.V.

Schade werknemer na arbeidsongeval. Kantonrechter oordeelt na deskundigenoordeel over causaal verband tussen de beperkingen en klachten van werknemer en de arbeidsongeschiktheid. Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van het arbeidsongeval, werkgever is aansprakelijk.

Werknemer heeft letsel/schade geleden na arbeidsongeval, bestaande uit elektrocutie, bij werkgever. Ter uitvoering van een eerder vonnis heeft een onderzoek door deskundigen plaatsgevonden. De volledige bevindingen van de deskundigen zijn opgenomen in de uitspraak.

De kantonrechter brengt allereerst in herinnering dat in het eerdere vonnis van 10 juni 2014 tot uitgangspunt is genomen dat in beginsel het causaal verband tussen het op 12 april 2007 aan werknemer overkomen arbeidsongeval en het ontstaan van letsel en een daaruit volgende arbeidsongeschiktheid (en aldus schade) is gegeven, tenzij IJssel als aansprakelijke partij aannemelijk maakt dat de door werknemer gestelde schade ook zonder dat ongeval zou zijn ontstaan. Het gaat er dus om of in de bevindingen van de door de kantonrechter benoemde deskundigen (voldoende) aanknopingspunten zijn te vinden die voormeld voorshands aangenomen vermoeden van bedoeld verband tussen het ongeval en de schade weerleggen. Uit de verhandelingen van de deskundigen blijkt dat duidelijk medisch-wetenschappelijk bewijs of onderzoek naar de gevolgen van elektrocutie en/of blikseminslag ontbreekt, dat er (wereldwijd) geen elektrocutie-expertisecentrum bestaat en dat in de beschikbare medische literatuur alleen individuele gevallen worden beschreven (case reports) dan wel een theoretische benadering wordt gegeven. Het voorgaande betekent echter niet dat het daarmee gegeven is dat de door werknemer gestelde en door deskundige Kraaijenbrink vastgestelde beperkingen niet in causaal verband kunnen staan met het ongeval. Gelet op de gelijkenis van dit geval waarin neuro(psycho)logische klachten aan de orde zijn, met die gevallen waarin sprake is van ‘whiplash’-klachten, die eveneens op het terrein liggen van neuro(psycho)logie en waarvoor niet zelden een objectieve medische onderbouwing ontbreekt, ziet de kantonrechter voldoende grond om bij de beoordeling van de vraag of in dit geval geen sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van werknemer en het ongeval aansluiting te zoeken bij de inmiddels vaste jurisprudentie over het causaliteitsvraagstuk in geval van ‘whiplash’. Zowel het onderzoek door deskundige Kraaijenbrink als het in 2012 door neuropsycholoog Gerritsen uitgevoerde neuropsychologisch onderzoek wijzen uit dat werknemer kampt met mentale klachten. De kantonrechter neemt dan ook tot uitgangspunt dat bij werknemer sprake is van een consistent, consequent en samenhangend en daarmee van een plausibel klachtenpatroon. In de rapportages van de door de kantonrechter benoemde deskundigen is geen aanwijzing te vinden dat zij voor de klachten van werknemer een andere oorzaak dan het arbeidsongeval/de elektrocutie mogelijk achten. Het voorgaande brengt de kantonrechter tot het oordeel dat zijn deskundigen tot de overtuiging zijn gekomen dat (de aard en omvang van) de klachten en beperkingen die werknemer na het ongeval ondervindt, niet al aan de orde waren voor het ongeval. Daarbij geldt dat indien er al van uit moet worden gegaan dat werknemer meer dan een ander vatbaar zou zijn voor vermoeidheidsklachten (predispositie) dit op zichzelf aan volledige toerekening niet in de weg staat. Volgens vaste jurisprudentie geldt immers dat wanneer een norm is geschonden die de strekking heeft om te beschermen tegen het ontstaan van letsel, zoals in het onderhavige geval, en letsel is ontstaan, ook de gevolgen die zijn terug te voeren op een bijzondere lichamelijke of geestelijke zwakheid van de benadeelde aan de aansprakelijke partij worden toegerekend. De kantonrechter neemt dan ook tot uitgangspunt dat die klachten van werknemer en daarmee zijn arbeidsongeschiktheid (en aldus schade) als ongevalsgevolg moeten worden aangemerkt. De slotsom is dat de door werknemer gevorderde verklaring omtrent IJssels aansprakelijkheid voor de door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval van 12 april 2007 toewijsbaar is. De vraag of en in welke mate dit ongeval tot schade heeft geleid en leidt, valt, gelet op de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure, buiten het bestek van deze procedure, welke verwijzing zal worden uitgesproken.