Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23 januari 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:891

werkgever/werknemer

WNT. ‘Arbitrage’ bij de kantonrechter over beëindigingsregeling topfunctionaris. Transitievergoeding die boven het WNT-maximum uitkomt, maar binnen het maximum van artikel 7:673 BW blijft, is toegestaan. Vergoeding kosten rechtsbijstand toegestaan, indien deze tijdens dienstverband zijn toegelaten boven de maximale WNT-bezoldiging.

De feiten

Werknemer is sinds 9 oktober 1995 bij (een rechtsvoorgangster van) werkgever in dienst. Haar laatste functie was directeur. Werkgever moet worden aangemerkt als een semipublieke instelling waarop het sectorale bezoldigingsregime van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) van toepassing is. Werknemer is als directeur een topfunctionaris in de zin van de WNT. Op 28 oktober 2016 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Bij het einde van de arbeidsovereenkomst ontvangt werknemer de wettelijke transitievergoeding van € 226.596,09 bruto, welke vergoeding beide partijen passend achten. Daarnaast hebben zij bepaald dat werknemer met behoud van haar arbeidsvoorwaarden tot het einde van de arbeidsovereenkomst werkzaamheden zal verrichten in een functie bij C. Die werkzaamheden zijn door werkgever lager ingeschaald dan de werkzaamheden van werknemer als directeur. Het verschil is € 1370,89 bruto per maand (verder het beloningsverschil). Tot slot bepaalt de vaststellingsovereenkomst dat werkgever voor een bedrag van € 8000 bijdraagt in werknemers kosten van rechtsbijstand. Werkgever en werknemer zijn overeengekomen om een aantal van de tussen hen gerezen geschillen te laten beslechten door de kantonrechter te Amsterdam, middels een procedure ex artikel 96 Rv. Deze geschillen houden verband met de vraag of bepaalde componenten van de tussen partijen te treffen beëindigingsregeling passen binnen de wettelijke normering zoals bedoeld in de WNT. Partijen hebben de kantonrechter verzocht uitspraak te doen met betrekking tot de volgende geschilpunten: (a) is werkgever op basis van de WNT gerechtigd de door beide partijen als passend aangemerkte ontslagvergoeding (zijnde de wettelijke transitievergoeding) aan werknemer uit te betalen en, voor het geval deze vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de kantonrechter een passende vergoeding vaststellen? (b) is werkgever op basis van de WNT gerechtigd met ingang van 1 november 2016 tot uiterlijk 1 juni 2017 het beloningsverschil aan werknemer uit te betalen? (c) in hoeverre is werkgever op basis van de WNT gerechtigd naast de onder vraag (a) genoemde ontslagvergoeding ook de vergoeding voor rechtsbijstand uit te keren?

De beoordeling

De hoogte van de transitievergoeding

Ten eerste wordt opgemerkt dat de transitievergoeding is verbonden aan de beëindiging van het dienstverband en wettelijk is geregeld in artikel 7:673 e.v. BW. Het is dus een uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, die rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een wettelijk voorschrift. Artikel 1 lid 1 onderdeel i WNT zondert deze uitkeringen uit van het toepassingsbereik van de WNT, vanuit de gedachte dat partijen op deze uitkeringen geen invloed kunnen uitoefenen. Daarmee is echter niet gezegd dat cumulatie van deze vergoeding met een additionele tussen partijen overeen te komen vergoeding mogelijk is (zie ook ECLI:NL:RBAMS: 2016:3672). Het is immers de bedoeling van de WNT geweest de tussen partijen overeen te komen vergoedingen bij de beëindiging van het dienstverband in de sectoren bestreken door de WNT, aan banden te leggen. Maar hoewel het partijen in beginsel dus niet vrijstaat naast de transitievergoeding nog een additionele vergoeding bij beëindiging van het dienstverband overeen te komen, wordt de transitievergoeding niet genormeerd door de WNT, in die zin dat de transitievergoeding voor een topfunctionaris onder de WNT nooit meer dan € 75.000 bruto zou mogen bedragen, ook niet in het geval dat artikel 7:673 jo. artikel 7:673a BW tot een hoger bedrag leidt. Naar het oordeel van de kantonrechter geldt ten aanzien van vraag (a) dan ook dat indien de transitievergoeding op grond van de berekeningsgrondslag neerkomt op een hoger bedrag dan het maximum van artikel 3.7 WNT (€ 75.000) maar minder dan het maximum van artikel 7:673 BW (hier een jaarsalaris), werkgever de tussen partijen akkoord bevonden transitievergoeding aan werknemer mag uitkeren.

Het uitoefenen van een andere functie door werknemer, met behoud van salaris

Het verbod van artikel 2.10 lid 3 WNT (de non-activiteitsregeling) heeft als doel misbruik en omzeiling van de WNT, door topfunctionarissen met behoud van salaris en vrijstelling van werkzaamheden langer in dienst te houden, tegen te gaan. Daarvan is in casu echter geen sprake. Hier betreft het de wettelijke c.q. contractuele opzegtermijn van werknemer en er is geen periode van non-activiteit overeengekomen of sprake van het ophouden van het vervullen van taken met behoud van loon. Het vorenstaande impliceert dat werkgever tijdens het vervullen van werknemer van de functie bij C, haar oude arbeidsvoorwaarden mag handhaven en dat het beloningsverschil ingevolge het bepaalde in artikel 2.10 lid 3 WNT niet op de transitievergoeding c.q. overeengekomen vergoeding in mindering behoeft te worden gebracht.

Vergoeding kosten rechtsbijstand toelaatbaar in het kader van WNT

De vraag komt er in de kern op neer of vergoedingen als die van de kosten van rechtsbijstand van de topfunctionaris, uit hoofde van de WNT toelaatbaar zijn naast de andere vergoeding(en) onder de WNT en/of de WWZ; met andere woorden of vergoeding van deze kosten valt onder de definitie uitkering wegens beëindiging van het dienstverband, als bedoeld in artikel 2.10 lid 1 WNT. In dit verband wordt overwogen dat het enkele feit dat de bedragen rechtstreeks aan derden – hier de gemachtigde van werknemer – worden uitbetaald, niet meebrengt dat de uitkeringen niet onder de WNT vallen. De WNT biedt op de vraag of dit soort uitkeringen naast de beëindigingsvergoeding onder de WNT toelaatbaar zijn geen antwoord. Een redelijke wetstoepassing – mede in het licht van het doel van de WNT – brengt mee dat dit soort vergoedingen, voldaan rond de beëindiging van het dienstverband, niet anders behandeld moeten worden dan soortgelijke uitkeringen gedaan tijdens het dienstverband. Geoordeeld wordt aldus dat de bedoelde uitkering niet aangemerkt wordt als een uitkering wegens de beëindiging van het dienstverband, indien deze tijdens het dienstverband is toegelaten boven de maximale bezoldiging onder de WNT. Of dat hier het geval is en zo ja, tot welk bedrag, kan de kantonrechter niet beoordelen, nu daartoe de noodzakelijke (fiscale) informatie ontbreekt.