Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Van Dijken Glas BV c.s.
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 16 maart 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:2703

werknemer/Van Dijken Glas BV c.s.

Werkgeversaansprakelijkheid. Omkeringsregel. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn polsklachten daadwerkelijk kunnen zijn veroorzaakt door de arbeidsomstandigheden bij werkgever, althans is het verband tussen de polsklachten en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald.

Feiten

Werknemer is sinds 2006 in dienst van Van Dijken Glas BV. Werknemer stelt dat hij door zijn werkzaamheden bij Van Dijken Glas in steeds toenemende mate klachten heeft aan zijn rechterpols. Hij stelt Van Dijk Glas aansprakelijk voor de schade die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden.

Oordeel

Werkgeversaansprakelijkheid

In de stellingen van werknemer ligt besloten dat zich niet een ‘klassiek’ arbeidsongeval heeft voorgedaan met één schadeveroorzakende gebeurtenis, maar dat het gaat om een ‘beroepsziekte’. Werknemer stelt immers dat hij (uiteindelijk) polsletsel heeft opgelopen als gevolg van de steeds terugkerende glaszaagwerkzaamheden. In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of werknemer heeft aangetoond dat hij zijn werkzaamheden bij Van Dijken Glas heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid. Vast staat dat werknemer eind 2009/begin 2010 is begonnen met het uitvoeren van de glaszaagwerkzaamheden. Het ging hierbij voornamelijk om werkzaamheden waarbij uitsparingen uit glazen deuren werden gezaagd. Werknemer heeft zijn stelling dat hij de hele dag door bezig was met glaszagen en dat hij 900-2500 zaagsneden per week maakte niet nader toegelicht en uit geen van de getuigenverklaringen blijkt dat het glaszagen de gehele werkdag in beslag nam, zodat hier niet van kan worden uitgegaan. De stelling van werknemer dat het werk, door het gewicht van de machine, zwaar was, wordt ondersteund door de getuigenverklaring van werknemer zelf en de verklaring van X. Daartegenover staan de verklaringen van Y en Z. Deze getuigen hebben weliswaar verklaard de zaagwerkzaamheden zwaar te vinden, maar – nog daargelaten dat hun werkzaamheden bij Van Dijken Glas met name bestonden uit het snijden van glas respectievelijk het slijpen van glas en het plaatsen daarvan bij derden – zij koppelen de zwaarte van het zaagwerk met name aan de omvang van de glasplaten en niet aan de zwaarte van de betreffende zaagmachine. Gezien het voorgaande en tevens in aanmerking genomen dat de zaagmachine in het productieblad is omschreven als ‘lichtgewicht’ kan niet worden geconcludeerd dat de machine door haar gewicht ongeschikt was voor het verrichten van de glaszaagwerkzaamheden. Wel heeft werknemer aangetoond dat het vastlopen van de machine leidde tot een (pijnlijke) terugslag, waarbij de kracht van de machine als het ware terugsloeg op de pols. De door werknemer gestelde werkwijze, inhoudende dat de zaagmachine boven het glas werd gehouden zonder de zool van de machine op het glas te laten steunen, vindt alleen bevestiging in de getuigenverklaring van X. Daartegenover staan de verklaringen van A, de heer B en C. Op basis van de verklaringen van laatstgenoemden kan niet worden vastgesteld dat werknemer de zaagmachine altijd boven het glas hield zonder (een deel van) de zool van de machine op het glas te laten rusten. Niet is derhalve vast komen te staan dat werknemer zijn zaagwerkzaamheden daadwerkelijk in de gestelde geforceerde werkhouding heeft verricht. Hoewel van de stellingen van werknemer over de zaagmachine en zijn werkhouding alleen is komen vast te staan dat sprake was van een (pijnlijke) terugslag van de zaagmachine in de – beperkte – gevallen waarin deze vastliep, is deze vaststelling voldoende voor het oordeel dat werknemer zijn werkzaamheden bij Van Dijken Glas heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn (geweest) voor zijn gezondheid. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of werknemer aannemelijk heeft gemaakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die door de arbeidsomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt. Deze vraag moet negatief worden beantwoord. Van Dijken Glas c.s. heeft immers gemotiveerd betwist dat de polsklachten zijn terug te voeren op de door werknemer bij Van Dijken Glas verrichte arbeid. Een relatie tussen de polsklachten en de werkzaamheden kan bovendien niet uit de in het kader van het voorlopig getuigenverhoor afgelegde verklaringen worden afgeleid. In het licht van het voorgaande heeft werknemer onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn polsklachten daadwerkelijk kunnen zijn veroorzaakt door de arbeidsomstandigheden bij Van Dijken Glas, althans is het verband tussen de polsklachten en de arbeidsomstandigheden te onzeker en te onbepaald. Volgt afwijzing van de vorderingen van werknemer.