Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Transavia Airlines C.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 5 april 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:2911

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Transavia Airlines C.V.

De nieuwe CAO Transavia Grondpersoneel 2013-2016, waarbij FNV geen partij is, is niet afgesloten met vakbonden die voldoende representatief zijn voor werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao. FNV-leden niet gebonden aan nieuwe cao op grond van incorporatiebeding.

Feiten

Op de arbeidsovereenkomsten van de bij Transavia in dienst zijnde werknemers, werkzaam als grondpersoneel, is de CAO Transavia Grondpersoneel (hierna: cao grondpersoneel) van toepassing. Bij Transavia vallen ongeveer 600 medewerkers onder de werkingssfeer van de cao grondpersoneel. FNV vertegenwoordigt iets minder dan 1/3 van de in totaal 200 bij de vakbonden aangesloten werknemers en circa 15% van het totaalaantal van 600 werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de cao grondpersoneel. FNV was partij bij de cao 2011-2013. In deze cao is bepaald dat medewerkers per jaar recht hebben op tien roostervrije dagen van acht uur of twintig roostervrije dagen van vier uur. Op 7 oktober 2015 is een nieuwe cao afgesloten, waarbij FNV geen partij is. De werknemers leveren per saldo op grond van deze nieuwe cao zes ADV-dagen in. De cao 2011-2013 is door Transavia opgezegd op 28 januari 2016. Het geschil dat partijen verdeeld houdt, betreft de vraag of de leden van FNV gebonden zijn aan de cao 2013-2016. In de arbeidsovereenkomsten staat een zogenoemd dynamisch incorporatiebeding opgenomen: het beding ziet niet alleen op de bij het sluiten ervan geldende cao, maar ook op opvolgende versies ervan.

Oordeel

Uitleg incorporatiebeding

Transavia stelt dat het incorporatiebeding deel uitmaakt van een modelarbeidsovereenkomst die is opgesteld door cao-partijen, en dat (dus) een geobjectiveerde uitleg voor de hand ligt. Op grond van de ‘gecombineerde uitleg-leer’ uit het arrest DSM/Fox komt de kantonrechter tot het oordeel dat de uitleg die Transavia geeft aan het incorporatiebeding niet als juist kan worden aanvaard. Geoordeeld wordt dat de leden van FNV waar het hier om gaat, redelijkerwijs mochten verwachten dat eventuele toekomstige cao’s, net als de cao die zij van toepassing hebben verklaard op hun arbeidsovereenkomst door te tekenen voor het betreffende incorporatiebeding, zouden worden gesloten met representatieve vakorganisaties, die beogen hun belangen te behartigen. Op het moment dat deze werknemers hebben ingestemd met toepasselijkheid van de – met name genoemde – cao die is aangegaan door representatieve vakorganisaties hebben zij te kennen gegeven dat zij gebonden willen zijn aan de afspraken die door die vakorganisaties zijn gemaakt. In de aanvaarding van het incorporatiebeding ligt niet de bedoeling besloten om ook aan een cao die met niet representatieve vakorganisaties is gesloten, gebonden te kunnen worden.

Representativiteit vakorganisaties bij nieuwe cao

Ongeveer 600 medewerkers vallen onder de werkingssfeer van de cao grondpersoneel. Uitgaande van de eerdergenoemde ledenaantallen gedurende de jaren 2014 tot en met 2016, en ervan uitgaande dat deze aantallen in 2011 niet wezenlijk anders waren, geldt dat de representatiegraad bij het aangaan van de cao 2011-2013 ongeveer 33% was (1/3 van de 600 werknemers die onder het bereik van de cao vallen). De cao 2013-2016 is aangegaan met de NVLT, de Unie en de CNV, samen goed voor circa 120 leden hetgeen neer zou komen op een representatiegraad van ongeveer 20%. Hierbij past echter een belangrijke kanttekening met betrekking tot de NVLT. Onbestreden is gesteld door de FNV dat de NVLT een zogeheten categorale vakbond is waarvan alleen technici lid kunnen worden. Van de 600 medewerkers die vallen onder de cao grondpersoneel, kunnen ongeveer 150 medewerkers lid worden van de NVLT. Feitelijk zijn circa 80 technici aangesloten bij de NVLT, en de overige 70 ongeorganiseerd. Op deze grond is de kantonrechter van oordeel dat de NVLT niet als representatieve vakbond voor (al) het grondpersoneel kan worden aangemerkt. Wanneer het aantal leden van de NVLT buiten beschouwing wordt gelaten, en alleen wordt gekeken naar de leden van de Unie en de CNV, is nog slechts sprake van een representatiegraad van minder dan 10%. Gelet op het lage ledenaantal van de Unie en de CNV in verhouding tot het aantal leden van de FNV, en mede in aanmerking genomen de hierboven geplaatste kanttekening ten aanzien van de NVLT, is de kantonrechter samenvattend van oordeel dat de cao 2013-2016 niet is afgesloten met vakbonden die voldoende representatief zijn voor de werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao. Het gevolg hiervan is dat de leden van de FNV niet op grond van het incorporatiebeding aan deze cao zijn gebonden en dat deze cao niet op hen van toepassing is. 

Conclusie

De cao 2011-2013 is onverminderd van toepassing gebleven op leden van de FNV tot het moment van opzegging per 1 mei 2016. Ook na 1 mei 2016 zijn de arbeidsvoorwaardelijke bepalingen uit deze cao van toepassing gebleven nu deze bepalingen ‘nawerken’, omdat zij deel zijn gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomsten.