Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 21 maart 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:1150
werkneemster/Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine
Feiten
Werkneemster is op 1 maart 2014 in dienst bij Zadkine getreden. Zij is werkzaam geweest op basis van drie tijdelijke contracten. De drie arbeidsovereenkomsten hebben een totale duur gehad van 23 maanden. Op 3 december 2015 heeft Zadkine aan werkneemster mondeling meegedeeld dat de laatste arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, welk besluit bij brief van 23 december 2015 door Zadkine aan werkneemster is bevestigd. Op 27 oktober 2015 was werkneemster slachtoffer van een aanrijding; zij werd in het ziekenhuis opgenomen met verschillende ribfracturen en een sleutelbeenfractuur. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat zij sinds 1 februari 2016 werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Zij heeft ter onderbouwing gesteld dat Zadkine verscheidende malen aan werkneemster heeft aangegeven dat zij na ommekomst van de tijdelijke contracten een vaste aanstelling zou krijgen. Zij stelt voorts dat sprake is van opgewekt vertrouwen. Zadkine heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de door werkneemster gestelde toezegging van Zadkine om de arbeidsovereenkomst te ‘vervasten’ niet is komen vast te staan. Tegen dit oordeelt keert werkneemster zich in hoger beroep.
Oordeel
Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het eindigen van de derde en laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd per 1 februari 2016 door Zadkine schriftelijk op 23 december 2015 aan werkneemster kenbaar is gemaakt. Op grond van de toepasselijke regelgeving, waaronder artikel 7:667 lid 1 BW (en het toepasselijke overgangsrecht op grond van de Wet werk en zekerheid), eindigt een dergelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in beginsel van rechtswege. Naar het oordeel van het hof volgt uit de gespreksevaluatie niet dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen onder de opschortende voorwaarde die bestaat uit een positieve uitkomst van de 0-meting. Blijkens de gespreksevaluatie had Zadkine kritiek op het functioneren van werkneemster, reden waarom een professioneel coachingstraject werd ingezet. De enkele omstandigheid dat in het verslag staat dat ‘de behaalde doelen’ zijn gerelateerd aan de vervasting van het contract kan zonder bijkomende omstandigheden – die gesteld noch gebleken zijn – niet tot de conclusie leiden dat de uitkomst van de 0-meting een opschortende voorwaarde inhield die erop neerkwam dat bij een voldoende resultaat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand zou komen. Er is ook geen sprake van door Zadkine met werkneemster aangegane onderhandelingen die zij niet had mogen afbreken. De gespreksevaluatie, waarin met name het functioneren van werkneemster centraal staat, kan niet worden gekwalificeerd als onderhandelingen over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkneemster heeft niet gesteld dat partijen op een later moment in overleg zijn getreden over de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het beroep van werkneemster op het arrest Plas/Valburg (HR 18 juni 1982, NJ 1983/723) faalt derhalve. Het stond Zadkine in de gegeven omstandigheden vrij de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om haar moverende redenen niet te verlengen. Dat dit verband hield met de arbeidsongeschiktheid van werkneemster na het verkeersongeval is door werkneemster gesteld maar dit is door Zadkine gemotiveerd betwist en heeft werkneemster verder niet onderbouwd. De grieven falen en de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.