Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 12 mei 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:4373
Stichting Laurentius Ziekenhuis Roermond/werkneemster
Feiten
Werkneemster is in maart 1997 bij het Laurentius Ziekenhuis (hierna: Laurentius) in dienst getreden in de functie van keukenassistente. Aanvankelijk betrof dit een functie waarbij veel aansturing werd gegeven. In 2008 vond echter (vanwege een reorganisatie) een verandering in de werkwijze plaats, ten gevolge waarvan van de medewerkers meer zelfstandigheid werd verlangd. In de periode van februari 2015 tot en met september 2016 hebben meerdere functioneringsgesprekken tussen werkneemster en Laurentius plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze gesprekken is besloten om werkneemster in de functie van assistente in de afwaskeuken te plaatsen. Vervolgens is in september 2016 geconcludeerd dat werkneemster, ondanks alle intensieve begeleiding, ongeschikt is voor het verrichten van de werkzaamheden. Om deze reden verzoekt Laurentius thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671b lid 1 onderdeel a juncto 7:669 lid 3 onderdeel d BW. Het verzoek van werkneemster strekt (primair) tot afwijzing van de verzochte ontbinding. In het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt werknemer subsidiair om (toekenning) van een transitievergoeding, alsmede een billijke vergoeding.
Oordeel
Opzegverbod
Werkneemster voert als meest verstrekkende verweer aan dat sprake is van ziekte, zodat het opzegverbod van toepassing is. De kantonrechter volgt haar daarin niet. Het feit dat werkneemster met ingang van 25 januari 2017 arbeidsongeschikt is (en de ongeschiktheid thans nog voortduurt), brengt in beginsel met zich dat het opzegverbod ex artikel 7:671b lid 1 BW van toepassing is. Niettemin kan de kantonrechter het verzoek tot ontbinding inwilligen, indien hem het oordeel bekomt dat het verzoek geen verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. In het onderhavige geval is hiervan sprake. Daarbij komt ook betekenis toe aan de omstandigheid dat Laurentius’ wens om tot ontbinding over te gaan reeds bestond voordat werkneemster arbeidsongeschikt raakte.
Ontbinding d-grond
De kantonrechter oordeelt dat Laurentius voldoende onderbouwd heeft gesteld dat werkneemster ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Laurentius twijfelde aan de motivatie en inzet van werkneemster, omdat zij veel onnodige fouten maakte in haar werk. Werkneemster is daarop meermaals aangesproken, maar weigerde in te zien dat zij fouten maakte. Omscholing mocht in dit kader evenmin baten. Uit onderzoek (dat verricht is door Bureau Thaelis) is gebleken dat de algemene cognitieve, verbale en cijfermatige capaciteiten van werkneemster beneden gemiddeld zijn, zodat kon worden aangenomen dat de functie van keukenassistente te hoog was. Ten aanzien van de werkzaamheden in de afwaskeuken overweegt de kantonrechter als volgt. Het niet goed functioneren ziet in dit kader met name op het lage werktempo, het niet uitvoeren van opgedragen instructies, de werkhouding en regelmatige afwezigheid op de werkvloer. Gelet op de zeer intensieve begeleiding die aan werkneemster is geboden en het feit dat zij voldoende tijd heeft gehad haar functioneren te verbeteren, is zij niet in staat gebleken de bedongen arbeid naar behoren te verrichten. De door werkneemster aangevoerde gezondheidsproblemen (ten gevolge waarvan zij arbeidsongeschikt is geraakt) maken dit oordeel niet anders. Aangezien partijen het erover eens zijn dat er voor werkneemster geen andere werkzaamheden beschikbaar zijn binnen het ziekenhuis, komt de kantonrechter tot de conclusie dat aan de voorwaarden van artikel 7:669 lid 3 onderdeel d BW is voldaan. Aan werkneemster wordt een transitievergoeding toegekend. Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding wordt echter afgewezen, nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Laurentius.