Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 31 mei 2017
ECLI:NL:RBOVE:2017:2274

werknemer/werkgever

Afwijzing loonvordering werknemer, nu werknemer niet zonder meer weigerachtig had moeten zijn om na zijn arbeidsongeschiktheid op het werk te verschijnen.

Feiten

Werknemer is in 1980 bij werkgever in dienst getreden. De laatste functie die werknemer vervulde, is die van medewerker in- en verkoop. Per 8 april 2016 is werknemer arbeidsongeschikt geworden. De bedrijfsarts heeft op 3 mei 2016 een Probleemanalyse WIA gemaakt. Na ontvangst van dit advies heeft werkgever werknemer opgeroepen om op 14 maart jl. het werk te hervatten, aan welke oproeping werknemer geen gehoor heeft gegeven. Partijen zijn vervolgens in overleg getreden om te bezien of een oplossing in der minne mogelijk was. Dat bleek niet mogelijk waarna werkgever werknemer heeft opgeroepen om op 4 april 2017 het werk te hervatten. Werknemer heeft dat geweigerd waarna werkgever een loonstop heeft opgelegd. Werknemer vordert kort samengevat loondoorbetaling.

Oordeel

Vast staat dat werkgever vanaf 4 april 2017 gestopt is met het betalen van loon aan werknemer. Werknemer baseert zijn weigering op het deskundigenoordeel van het UWV d.d. 21 februari 2017 waarin geconcludeerd wordt dat werknemer niet geschikt is voor het eigen werk. Na dit oordeel is het verslag van de verzekeringsarts door bedrijfsarts Saweiros ontvangen waarna die bedrijfsarts geconcludeerd heeft dat werknemer voor werkzaamheden belastbaar was voor 20 uur per week waarbij rekening zou moeten worden gehouden met lopen en lang staan. Het mag dan zo zijn dat werkgever bij het oproepen van werknemer voor het verrichten van werkzaamheden in het midden heeft gelaten welke werkzaamheden dat dat zouden zijn, maar van werknemer had in redelijkheid wel gevergd mogen worden dat hij in ieder geval op 4 april 2017 bij werkgever was verschenen om (a) te bezien welke werkzaamheden werkgever voor hem in petto had en (b) in overleg te treden welke werkzaamheden hij wel zou kunnen verrichten indien de aangeboden werkzaamheden niet passend waren geweest gelet op de beperkingen bij werknemer in het lopen en staan. Door zijn weigering om bij werkgever op het werk te verschijnen is werknemer niet alleen voorbijgegaan aan de conclusie van de bedrijfsarts van 7 maart 2017 maar heeft hij eveneens niet voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen. Voldoende aannemelijk wordt geacht dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat werkgever op redelijke gronden over kon gaan tot een loonstop. De loonvorderingen, zoals opgenomen onder I en II van de dagvaarding worden dan ook afgewezen. De vordering van werknemer om werkgever te bevelen een plan van aanpak op te stellen dan wel aan te laten passen aan de huidige stand van zaken wordt eveneens afgewezen. Nog afgezien van de vraag of ter zake die vordering wel een spoedeisend belang bestaat, is die vordering onvoldoende concreet.