Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Amsterdam, 9 maart 2017
werkgeefster/werkneemster
Feiten
Werkneemster is sinds 2008 voor 32 uur per week in dienst als docent. Sinds september 2014 is zij ziek. Zij werkt thans 16 uur per week, deels in eigen werk en deels in vervangend werk. Vooruitlopend op het einde van de wachttijd van 104 weken wordt een WIA-uitkering aangevraagd. Volgens het UWV is de werkneemster minder dan 35% arbeidsongeschikt. De werkneemster komt om die reden niet in aanmerking voor een WIA-uitkering. In december 2016 heeft werkgeefster 50% van het loon aan werkneemster betaald: het loon over de daadwerkelijk verrichte arbeid. Werkneemster vordert in kort geding een gebod tot doorbetaling van het volledige bedongen loon. De kantonrechter wijst die vordering bij verstekvonnis toe. Werkgeefster verzoekt haar te ontheffen van de uitgesproken veroordeling en te bepalen dat geen andere passende werkzaamheden bij haar voorhanden zijn en daarbij de hoogte van de loondoorbetaling te beperken tot het loon dat past bij de passende arbeid. Werkneemster voert verweer.
Oordeel
Onbetwist is gebleven dat werkneemster steeds heeft aangeboden ander passend werk te verrichten. Dit blijkt uit de omstandigheid dat werkneemster cursussen heeft gevolgd om haar inzetbaarheid te vergroten. In het arbeidsdeskundige rapport van 18 december 2015 is vermeld dat acht verschillende functies als passend kunnen worden aangemerkt. Desondanks heeft werkgeefster geen passende functie aangeboden. Vanaf november 2016 heeft zij werkneemster wel attent gemaakt op bestaande vacatures, maar dat is iets anders dan een functie aanbieden. De verwachting bestaat dat de bodemrechter zal oordelen dat werkneemster haar recht op loon heeft behouden en de vordering tot doorbetaling van het niet betaalde gedeelte van het loon zal toewijzen. Het verzet van werkgeefster tegen het vonnis wordt ongegrond verklaard.