Rechtspraak
X/YRechtbank Oost-Brabant, 23 maart 2017
X/Y
Feiten
Partijen zijn naar aanleiding van een vacature bij Y met elkaar in gesprek getreden. Partijen hebben twee gesprekken gevoerd en op 27 november 2015 heeft X van Y een arbeidsovereenkomst ontvangen. Daarbij had X de nodige opmerkingen, waarna op 30 november 2015 tussen partijen een nieuw gesprek heeft plaatsgevonden. Kort daarna is in het Brabants Dagblad een artikel gepubliceerd waarin X is aangekondigd als de nieuwe beheerder van Y. X heeft echter naar aanleiding van zijn opmerkingen geen aangepaste arbeidsovereenkomst ontvangen. Bij brief van 18 december 2015 heeft Y aan X laten weten dat is besloten om de procedure met hem niet verder voort te zetten, omdat de gang van zaken in de afgelopen weken Y helaas onvoldoende vertrouwen heeft gegeven dat hij de functie van beheerder op de door Y gewenste wijze zal invullen. X vordert (primair) onder meer voor recht te verklaren dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en (subsidiair) onder meer schadevergoeding. Vervolgens heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden.
Oordeel
Voor het tot stand komen van een overeenkomst is vereist dat er tussen partijen wilsovereenstemming over de essentiële elementen bestaat. De Hoge Raad heeft overwogen dat het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, afhankelijk is van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijze mochten afleiden. Aanbod en aanvaarding kunnen in elke vorm geschieden. Dit geldt ook voor de arbeidsovereenkomst (ABN AMRO/Malhi). Hoewel vaststaat dat in ieder geval de voorzitter van het bestuur van Y met X verder wilde en daarop vooruitlopend heeft gevraagd of hij bij het interview met de krant aanwezig wilde zijn en hem heeft gepresenteerd als de nieuwe beheerder bij Y, is niet gebleken dat partijen op 30 november 2015 (of op een andere dag) volledige overeenstemming hebben bereikt over alle door X genoemde opmerkingen bij het toegezonden conceptcontract en dat alle formele punten waren afgehandeld. Aldus oordeelt de kantonrechter dat niet kan worden geconcludeerd dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Wat betreft de subsidiaire vordering oordeelt de kantonrechter dat, gelet op de weergegeven gang van zaken, het vergevorderde stadium waarin de onderhandelingen over de arbeidsovereenkomst zich bevonden en het feit dat hij naar buiten toe al was gepresenteerd als de nieuwe beheerder, X erop heeft mogen vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. Y had de onderhandelingen met hem daarover niet mogen afbreken en heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld. Zij is daarom gehouden de schade als gevolg hiervan te vergoeden. Daarvoor wordt aangesloten bij het ‘positief contractsbelang’, dat houdt in dat de heer X wordt gebracht in de situatie alsof het contract waarover partijen onderhandelden wel tot stand was gekomen. Er wordt aansluiting gezocht bij het conceptcontract voor de duur van zes maanden met een maandsalaris van € 965,70 bruto per maand. De kantonrechter wijst de gevorderde pensioenschade af nu nergens uit blijkt dat X bij indiensttreding zou deelnemen in een pensioenregeling. Ook de vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt afgewezen. X heeft aangevoerd dat het tweede krantenartikel, inhoudende dat Y toch niet met X in zee wil wegens onvoldoende vertrouwen, een aantasting van zijn eerder en goede naam tot gevolg heeft. Dit wordt echter onvoldoende onderbouwd.