Naar boven ↑

Rechtspraak

AllBidigit B.V./werkneemster
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 4 juli 2017
ECLI:NL:RBLIM:2017:6350

AllBidigit B.V./werkneemster

Ontbinding arbeidsovereenkomst op grond van verstoorde arbeidsverhouding. Geen sprake van verwijtbaar handelen aan de zijde van werkneemster, maar de omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan het verwijtbaar handelen van werkneemster hebben wel bijgedragen aan het ontstaan van een verstoorde arbeidsverhouding.

Feiten

Werkneemster is op 9 januari 2009 bij AllBidigit in dienst getreden in de functie van Allround Medewerker Medior. Op 9 december 2016 vindt er een eindejaarsgesprek met werkneemster plaats. Tijdens dit gesprek zijn onder meer klachten van collega’s over het gedrag van werkneemster ter sprake gekomen. Op 27 december 2016 meldt werkneemster zich ziek. De bedrijfsarts concludeert op 3 januari 2017 dat werkneemster niet ziek is, maar dat er sprake is van een arbeidsconflict. Op 6 januari 2017 vindt er een vervolggesprek plaats tussen AllBidigit en werkneemster. Werkneemster geeft aan een mediationtraject te willen ingaan. AllBidigit geeft tijdens dat gesprek aan dat zij mediation, gelet op de grote groep werknemers, niet realistisch vindt. Aan het einde van het gesprek overhandigt AllBidigit aan werkneemster een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Partijen spreken af om op 13 januari 2017 weer bij elkaar te komen. Bij e-mailschrijven van 16 januari 2017 deelt AllBidigit aan werkneemster mee dat zij per direct de loonbetaling stopt vanwege het niet nakomen van de afspraak om op het gesprek van 13 januari 2017 te verschijnen en ook vanwege het feit dat werkneemster niet is komen werken. Op 17 maart 2017 oordeelt de bedrijfsarts dat werkneemster volledig arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. AllBidigit verzoekt de tussen haar en werkneemster bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Oordeel

Primair: verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW

Naar het oordeel van de kantonrechter staat als onvoldoende weersproken vast dat werkneemster lijdt aan PTSS. Symptomen van PTSS zijn onder meer negatieve veranderingen in stemming, concentratieproblemen, slaapproblemen, prikkelbaarheid en boosheid. Werkneemster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij te kampen heeft met (een aantal van) bovenstaande symptomen, en dat PTSS van invloed is geweest op haar gedrag op de werkvloer. Uit het Verslagformulier Eindejaarsgesprek van 9 december 2016, dat door werkneemster ondertekend is, blijkt wel dat er in december 2016 fricties bestonden tussen werkneemster en een aantal collega’s. Op 22 december 2016 vinden er vervolgens een tweetal incidenten plaats: werkneemster zegt die dag tegen haar collega B, als deze aangeeft dat zij toch nog een kerstpakket via de loting zal krijgen: ‘Je moet een schop onder je kont krijgen als je aan die loting meedoet.’ Daarna zegt ze tegen een andere collega A: ‘Ik sla je tanden uit je mond’, althans woorden van gelijke strekking. Collega B heeft schriftelijk verklaard dat zij de opmerking van werkneemster over de loting als een mening heeft gezien, en niet als een bedreiging. Naar het oordeel van de kantonrechter kan deze uitlating van werkneemster, mede gelet op de verklaring van collega B, niet als verwijtbaar handelen worden aangemerkt. De opmerkingen die werkneemster tegen en over collega A heeft gemaakt, worden door haar erkend. Zij wijt dit echter aan PTSS. Hoewel dit het handelen van werkneemster niet goed praat, raakt PTSS wel de verwijtbaarheid aan de zijde van werkneemster. Waar daarmee niet toegekomen wordt aan een voldragen e-grond, weegt een en ander wel mee bij de beoordeling van de al dan niet verstoorde arbeidsrelatie. Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat er in de interventieperiode tot en met 13 januari 2017 op 3 januari 2017 en 6 januari 2017 gesprekken hebben plaatsgevonden. Vast staat eveneens dat werkneemster toen kenbaar heeft gemaakt een mediationtraject in te willen gaan, zoals door de bedrijfsarts voorgesteld, terwijl AllBidigit aangaf dat dit geen zin had. AllBidigit overhandigde aan het einde van het gesprek van 6 januari 2017 wel een concept-vaststellingsovereenkomst aan werkneemster. AllBidigit heeft niet betwist dat het de bedoeling was dat werkneemster uiterlijk op 13 januari 2017 de vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou tekenen. Dat werkneemster vanaf dat moment zonder gegronde reden contact uit de weg ging en afspraken niet wilde opvolgen, is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Ook in dit geval is er geen sprake van verwijtbaar handelen geweest.

Subsidiair: een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW

De kantonrechter is van oordeel dat het incident op 22 december 2016 in samenhang bezien met het feit dat werkneemster herhaaldelijk heeft aangegeven last te hebben van kletsende collega’s en een zeer vervelende collega, maar bij AllBidigit geen gehoor vond, evenals de moeizame contacten tussen partijen na de ziekmelding van werkneemster op 27 december 2016, ertoe hebben geleid dat partijen steeds verder uit elkaar zijn gaan staan. Er kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden geconcludeerd dat aan een van partijen (in overwegende mate) een verwijt kan worden gemaakt van de verstoorde arbeidsverhouding die inmiddels is ontstaan. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende gebleken is dat deze verstoorde arbeidsverhouding een duurzaam karakter heeft zodat met voortzetting van het dienstverband geen redelijk doel meer is te bereiken. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden (g-grond) onder toekenning van een transitievergoeding, de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.