Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 25 juli 2017
ECLI:NL:GHDHA:2017:2097

werknemer/Stichting Geestelijke Gezondheidszorg Delfland

Vordering schadevergoeding werkgever wegens frauduleus handelen door werknemer. Bewijsopdracht.

Feiten

Werknemer was in dienst bij Geestelijke Gezondheidszorg Delfland (hierna: GGZ Delfland) in de functie van manager frontoffice. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de inkoop van ICT-diensten en daaraan gerelateerde zaken. Nadat hij op 15 maart 2011 op non-actief was gesteld, is er bij GGZ Delfland jegens hem de verdenking van fraude gerezen. Werknemer zou daarbij hebben samengespannen met een derde, te weten X. GGZ Delfland heeft naar mogelijk door werknemer gepleegde fraude onderzoek laten instellen door Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann). Op 27 april 2011 heeft GGZ Delfland werknemer op staande voet ontslagen wegens fraude. Bij beschikking van 8 september 2011 heeft de kantonrechter te Den Haag de arbeidsovereenkomst, indien nog niet anderszins geëindigd, ontbonden zonder toekenning van een vergoeding. GGZ Delfland vordert een verklaring voor recht dat werkneemster toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen jegens GGZ Delfland, althans dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens GGZ Delfsland en dat zij deswege hoofdelijk aansprakelijk is voor de daaruit voor GGZ Delfland ontstane schade. De kantonrechter heeft de vorderingen van GGZ Delfland toegewezen. Tegen dit vonnis komt werkneemster in hoger beroep.

Oordeel

Vast staat dat werknemer in de periode 2009/2010 een eigen bedrijf (de eenmanszaak Casa Tinin) heeft gehad, dat op 14 oktober 2009 in het handelsregister is ingeschreven. De eenmanszaak van X, ICT Put, is op 2 oktober 2009 ingeschreven. Voorts staat vast dat werknemer en X elkaar reeds voor die tijd kenden: X was eerder werkzaam voor het bedrijf Infotheek en vervolgens voor het bedrijf Data Wells. Hij had in die hoedanigheid nauw contact met werknemer. Daarnaast bestond er een vriendschappelijke relatie tussen hen, zoals beschreven in het rapport Hoffmann. Uit het rapport Hoffmann blijkt voorts dat er zakelijke banden bestonden tussen ICT Put en Casa Tinin en dat ICT Put betalingen aan Casa Tinin deed. Werknemer heeft ook niet bestreden dat hij (namens Casa Tinin) facturen aan ICT Put stuurde ter zake van aan ICT Put geleverde goederen of diensten, welke ICT Put vervolgens aan GGZ Delfland leverde. Werknemer heeft niet toegelicht waarom hij er redelijkerwijs van uit mocht gaan dat GGZ Delfland ermee akkoord ging dat hij persoonlijk zou profiteren van transacties die hij, namens GGZ Delfland, met X sloot. Dit vertrouwen kan werknemer in ieder geval niet hebben ontleend aan de omstandigheid dat ook zijn leidinggevende een eigen bedrijf had, reeds omdat werknemer niet heeft gesteld dat deze leidinggevende daarmee betrokken was in transacties met GGZ Delfland. En ook niet uit de omstandigheid dat een van zijn medewerkers (onder meer) op kosten van GGZ Delfland zijn autobanden heeft laten vervangen. De conclusie van het vorenstaande is dat de grieven falen voor zover werknemer daarin betoogt dat sprake was van een normale zakelijke samenwerking tussen hem en X en dat er geen aanwijzingen zijn dat hij persoonlijk heeft geprofiteerd van deze samenwerking. In eerdere tussen partijen gevoerde procedures is door de rechter geoordeeld dat werknemer heeft gefraudeerd en dat het door GGZ Delfland gegeven ontslag op staande voet gerechtvaardigd is. Daarmee staat vast dat werknemer onrechtmatig heeft gehandeld jegens GGZ Delfland. Echter, de omvang van het onrechtmatig handelen is daarmee nog niet gegeven, laat staan dat kan worden vastgesteld welke schade GGZ Delfland als gevolg daarvan heeft geleden. Waar de beweerde onrechtmatigheid bestaat uit fraude door middel van aan GGZ Delfland gerichte facturen, dient het hof, alvorens een (eventuele) verwijzing naar de schadestaatprocedure kan plaatsvinden, te bepalen ter zake van welke facturen werknemer gefraudeerd heeft en dus doende onrechtmatig heeft gehandeld. Een dergelijk nader onderzoek naar de omvang van de fraude past niet in een schadestaatprocedure, maar dient plaats te vinden in de hoofdzaak nu in een schadestaatprocedure enkel de omvang van de schade van reeds gegeven onrechtmatigheid wordt vastgesteld, De grieven zijn dus gegrond voor zover daarin wordt geklaagd dat de omvang van het onrechtmatig handelen door werknemer nog niet vaststaat. GGZ Delfland is van mening dat, gezien de gestelde omvang van de fraude, het vrijwel onmogelijk is om in de processtukken een volledige opsomming te geven van alle fraudegevallen. Zij heeft daarom volstaan met het geven van diverse voorbeelden. Voor de nadere onderbouwing en voor een uitputtende opsomming van alle frauduleuze facturen heeft GGZ Delfland verwezen naar het rapport Hoffmann en (in hoger beroep) naar het zogenoemde rapport Lepelaar, dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek is opgesteld. Uit deze stukken komt inderdaad een beeld naar voren waarin werknemer en X stelselmatig hebben samengespannen om GGZ Delfland (onrechtmatig) te benadelen. Het hof heeft desalniettemin een nadere toelichting van GGZ Delfland nodig over de vraag op welke fraude-incidenten haar vordering ziet. Het hof verzoekt daarom en om redenen van proceseconomie – het voorkomen van afzonderlijke procedures over de afzonderlijke onrechtmatige daden – GGZ Delfland nader toe te lichten hoe haar vordering van € 431.620 is opgebouwd. Dat wil zeggen dat zij nader dient te specificeren op welke facturen haar vordering betrekking heeft, dat zij dient toe te lichten waarop ieder van deze facturen ziet (wat zou er aan GGZ Delfland zijn geleverd?), alsmede waarom de facturen frauduleus zijn. Voorts dient zij toe te lichten – per factuur – in hoeverre zij schade heeft geleden als gevolg van deze fraude, alsmede hoe hoog deze schade is. Voor het hof is het thans nog niet duidelijk in hoeverre het zinvol is om de hoogte van de schade in een afzonderlijke schadestaatprocedure vast te laten stellen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.