Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 19 mei 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:5484
werknemer/Hago Nederland BV
Feiten
Werknemer heeft werkzaamheden verricht bij het object UvA Roeterseiland. In de periode van week 20 t/m 41 van 2014 heeft werknemer werkzaamheden verricht bij InHolland. Op 1 mei 2015 heeft Hago Nederland BV (hierna: Hago) als gevolg van een heraanbesteding het object Uva Roeterseiland verworven. Werknemer stelt dat Hago gehouden is conform artikel 38 van de schoonmaak-cao aan werknemer een arbeidsovereenkomst aan te bieden op het object UvA Roeterseiland. Bij tussenvonnis is Hago toegelaten tot het tegenbewijs van de op voorhand bewezen stelling dat werknemer zijn werkzaamheden in de periode van week 20 tot en met week 41 van 2014 tijdelijk op een ander object heeft uitgevoerd vanwege een verbouwing in het restaurant op UvA Roeterseiland en dat het de bedoeling was na de verbouwing weer terug te keren.
Oordeel
Hago heeft ter voldoening aan de bewijsopdracht de heer X als getuige laten horen. Gelet op de afgelegde getuigenverklaring wordt geconcludeerd dat Hago er niet in geslaagd is aan de bewijsopdracht te voldoen. Daartoe wordt het volgende overwogen. X verklaart dat hij in 2014 de objectleider was van het object UvA Sciencepark. De objectleider van UvA Roeterseiland was de heer S. S was daarmee, zo blijkt uit de verklaring van X, de direct leidinggevende van werknemer. Uit zijn verklaring volgt dat hij niet degene is geweest die heeft beslist over de overplaatsing van werknemer, dat was volgens hem S. Hij verklaart ten aanzien van die overplaatsing slechts dat S hem had gemeld dat hij collega’s tekort kwam op de locatie InHolland en dat S heeft beslist om werknemer daar te plaatsen. Daarmee is echter nog niet gezegd dat werknemer, vanwege het tekort bij InHolland is overgeplaatst.
Naast het feit dat X niets uit eigen wetenschap heeft kunnen verklaren over de directe aanleiding voor de overplaatsing van werknemer en hetgeen daarover aan werknemer is gecommuniceerd, komt zijn verklaring over de start en de duur van de verbouwing, waarover hij verklaart dat die in augustus 2014 was en maximaal twee maanden heeft geduurd, niet overeen met wat tussen partijen zelf inmiddels in de procedure is komen vast te staan. Gezien het bovenstaande wordt geoordeeld dat Hago is gehouden conform artikel 38 van de cao aan werknemer een arbeidsovereenkomst aan te bieden op het object UvA Roeterseiland. Deze verplichting geldt per datum contractswisseling, te weten 1 mei 2015. Dat werknemer werk op een ander object – aangeboden door Succes of Hago – heeft geweigerd, maakt dit niet anders. Werknemer maakte immers terecht aanspraak op een aanbod van Hago op het object UvA Roeterseiland en heeft zich beschikbaar willen houden om zijn werkzaamheden aldaar te kunnen uitvoeren. Het nalaten van Hago om aan haar verplichting ex artikel 38 lid 2 van de cao te voldoen, kan niet voor rekening en risico van werknemer komen. Op grond van het voorgaande wordt tevens geoordeeld dat Hago gehouden is werknemer tewerk te stellen op het object UvA Roeterseiland. Hago is in het licht van het voornoemde aan werknemer loon verschuldigd vanaf 1 mei 2015. De omstandigheid dat werknemer geen arbeid (op het object UvA Roeterseiland) heeft verricht komt immers voor rekening van Hago (zie art. 7:628 lid 1 BW).