Rechtspraak
Marlink B.V./werknemerRechtbank Den Haag, 26 juli 2017
Marlink B.V./werknemer
Feiten
Werknemer is op 11 oktober 2003 in dienst getreden bij GloCall in de functie van Manager Sales Support. Na diverse bedrijfsovernames is de bedrijfsnaam in 2017 gewijzigd in Marlink. De huidige functie van werknemer is Senior Product Manager. Werknemer heeft per brief van 5 juni 2017 zijn arbeidsovereenkomst aan Marlink opgezegd met ingang van 1 augustus 2017. Naar aanleiding hiervan heeft Marlink laten weten dat Marlink geen toestemming verleent aan werknemer om tijdens de duur van het concurrentiebeding voor SpeedCast of een andere concurrent te gaan werken. Werknemer zal met ingang van 1 augustus 2017 in dienst treden bij SpeedCast in de functie van Senior Product Manager. Marlink vordert werknemer te veroordelen tot naleving van het concurrentiebeding.
Oordeel
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verschilt de functie van Manager Sales Support met een beperkte verantwoordelijkheid wezenlijk van de functie van Senior Product Manager, wat een aanmerkelijk zwaardere functie betreft met veel grotere verantwoordelijkheden en verzwaring van taken. Aannemelijk is dat sprake is van een ingrijpende functiewijziging en het niet zonder meer aannemelijk is dat doorgroei binnen GloCall naar een functie met deze verantwoordelijkheden en taken voorzienbaar was. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het concurrentiebeding als gevolg van de functiewijzingen die hebben plaatsgevonden – de uitbreiding van het takenpakket en bijbehorende verantwoordelijkheden van werknemer alsmede de verandering van de geografische reikwijdte – aanmerkelijk zwaarder gaan drukken. Er is dus sprake van ingrijpende wijzigingen in de arbeidsverhouding van werknemer en aannemelijk is dat zijn uitgebreide portfolio en de geografische dekking daarvan het voor hem onmogelijk maken althans een belemmering voor hem zal vormen om binnen de branche van satellietcommunicatiediensten een nieuwe gelijkwaardige of betere werkkring te vinden. Deze wijzingen waren bovendien niet voorzienbaar voor werknemer. Dit leidt ertoe dat aannemelijk is dat de rechter in een eventuele bodemprocedure zal oordelen dat het concurrentiebeding is vervallen en dat het beding om zijn werking te behouden in 2006 dan wel 2011 opnieuw schriftelijk met werknemer had moeten worden overeengekomen, hetgeen niet is gebeurd. De voorzieningenrechter komt dan ook tot de voorlopige conclusie dat het concurrentiebeding zijn geldigheid heeft verloren. De vordering van Marlink wordt dan ook afgewezen.