Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 2 augustus 2017
ECLI:NL:RBDHA:2017:8729
werknemer/Julianaplaza B.V.
Feiten
Werknemer is op 2016 in dienst getreden bij Julianaplaza op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar. In een brief van 12 april 2017 van Julianaplaza aan werknemer wordt werknemer met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. In een brief van 21 april 2017 van Julianaplaza aan werknemer staat dat de sfeer de laatste tijd door toedoen van werknemer onhoudbaar is geworden en dat de brief van 12 april 2017 derhalve is aan te merken als een aanzegging van het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege op 13 mei 2017 zal komen te eindigen. Werknemer verzoekt Julianaplaza te veroordelen tot het betalen van de aanzegvergoeding. Werknemer legt aan zijn verzoek ten grondslag dat Julianaplaza niet heeft aangezegd als bedoeld in artikel 7:668 BW. Werknemer wist niet of zijn arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet. Bij wijze van zelfstandig verzoek, verzoekt werkgever om werknemer te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. Julianaplaza legt aan haar verzoek ten grondslag dat werknemer een verkeerde partij vlees heeft besteld voor een verlovingsfeest van 70 mensen. Er is sprake van opzet dan wel bewuste roekeloosheid.
Oordeel
Het verzoek
De kantonrechter overweegt dat Julianaplaza ingevolge het bepaalde in artikel 7:668 lid 1 BW gehouden was om werknemer schriftelijk, uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou eindigen, te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, dat wil zeggen uiterlijk op 13 april 2017. Vast staat dat dat in de brief van 12 april 2017 niet, althans niet in duidelijke bewoordingen, is gebeurd. Wel heeft Julianaplaza in haar brief van 21 april 2017 aan de gemachtigde van werknemer bericht dat de brief van 12 april 2017 moet worden opgevat als een dergelijke aanzegging. Met de ontvangst van de brief van Julianaplaza van 21 april 2017 moet het (de gemachtigde van) werknemer duidelijk zijn geworden dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Derhalve is deze brief te beschouwen als een, weliswaar niet-tijdige, aanzegging in de zin van het bepaalde in artikel 7:668 lid 1 BW. Gelet op het bepaalde in artikel 7:668 lid 3 BW is Julianaplaza daarom aan werknemer een aanzegvergoeding naar rato van het loon voor één maand verschuldigd.
Het zelfstandig verzoek
De vraag is of werknemer slechts verweten kan worden dat hij een fout heeft gemaakt of dat inderdaad, zoals Julianaplaza stelt, sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid. Op Julianaplaza rust de bewijslast met betrekking tot haar stelling dat het verzuim van werknemer om persoonlijk op locatie het vlees te bestellen en op te halen opzet dan wel bewuste roekeloosheid oplevert. Julianaplaza heeft echter geen bewijs aangeboden van haar desbetreffende stelling. Daarom gaat de kantonrechter er niet van uit dat de beweerdelijk door Julianaplaza geleden schade een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer. Dat leidt ertoe dat werknemer niet aansprakelijk is voor deze schade. Het zelfstandig verzoek zal daarom worden afgewezen.