Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/UWV
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 19 september 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:8293

werkneemster/UWV

Geen kennelijk onredelijk ontslag. Werkneemster die op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid is ontslagen heeft niet onderbouwd dat zij nog wel benutbare arbeidsmogelijkheden bezat. Het verwijt dat de werkgever zijn re-integratie- en herplaatsverplichting heeft geschonden en dat het ontslag daarom kennelijk onredelijk is, wordt verworpen.

Feiten

Werkneemster is op 1 juni 2002 bij UWV in dienst getreden, laatstelijk werkzaam in de functie van re-integratiebegeleider. Bij brief van 19 mei 2015 aan werkneemster heeft UWV, onder verwijzing naar de verkregen ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, het dienstverband met werkneemster opgezegd en haar voorts medegedeeld dat de dienstbetrekking met ingang van 1 september 2015 is beƫindigd. Werkneemster vordert een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Tegen dit vonnis komt werkneemster in hoger beroep.

Oordeel

Uit zowel de in de procedure overgelegde rapportages van de bedrijfsarts, als het rapport van de verzekeringsarts van 12 februari 2015, als het rapport van de arbeidsdeskundige van 2 maart 2015, zeker bezien in hun onderlinge verband en samenhang, komt genoegzaam naar voren dat werkneemster na haar uitval op 29 november 2012 feitelijk geen arbeidsmogelijkheden meer heeft gehad en dat een wijziging daarin ten tijde van het ontslag ook niet (meer) te verwachten viel. Hiertegenover heeft werkneemster niets overgelegd dat onderbouwt dat zij nog wel arbeidsmogelijkheden bezat voor het vervullen van andere (al dan niet aangepaste) functies bij UWV. Werkneemster heeft zich er enkel op beroepen dat de FML van 18 november 2011 en van 12 februari 2015 identiek zijn en dat die vermelden dat zij nog benutbare mogelijkheden heeft en 4 uur per dag/20 uur per week arbeid kan verrichten. Het hof acht alleen die omstandigheid ontoereikend om aan te kunnen nemen dat, in weerwil van de hiervoor vermelde rapportages, werkneemster nog wel herplaatsbaar was binnen UWV in een andere (al dan niet aangepaste) functie. Aldus is niet gebleken dat de aan het ontslag van werkneemster ten grondslag gelegde langdurige arbeidsongeschiktheid een valse of voorgewende reden was. Van een kennelijk onredelijk ontslag is derhalve geen sprake. Voor zover werkneemster nog heeft aangevoerd dat UWV tekort is geschoten in het verrichten van inspanningen ten behoeve van haar re-integratie geldt het volgende. Niet kan worden aangenomen dat werkneemster na haar uitval op 29 november 2012 nog mogelijkheden bezat om andere (al dan niet aangepaste) functies te vervullen. Daaruit volgt dat UWV redelijkerwijs niet gehouden was om (opnieuw) inspanningen te verrichten ten behoeve van re-integratie van werkneemster. Van een tekortschieten van UWV in haar uit artikel 7:658a BW voortvloeiende verplichting om de re-integratie van een arbeidsongeschikte werknemer te bevorderen, kan dan ook niet gesproken worden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.