Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/De Lairesse Retail B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 september 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:6700

werkneemster/De Lairesse Retail B.V.

Rechtsgeldig ontslag op staande voet na stelselmatig gebruik van internet onder werktijd. Werkgever heeft werkneemster voldoende gewaarschuwd. Geen transitievergoeding verschuldigd.

Feiten

Werkneemster is op 1 maart 2015 voor onbepaalde tijd in dienst van DLR getreden en werkzaam als verkoopster. In een memo van 18 oktober 2016 is de medewerkers van DLR meegedeeld dat het met ingang van die datum niet meer is toegestaan om de mobiele telefoon, Ipad, laptop of welk apparaat dan ook waarmee kan worden gebeld, gechat, getext, of dat voor welke vorm van internet dan ook gebruikt kan worden, tijdens werktijd bij zich te hebben. Werkneemster heeft het memo ontvangen en er kennis van genomen. Bij brief van 22 december 2016 – die DLR in handen van werkneemster heeft gesteld – heeft DLR werkneemster een schriftelijke waarschuwing gegeven, in verband met te laat komen, gebruik van de privételefoon tijdens werktijd en het achterhouden van artikelen uit de winkelvoorraad voor persoonlijk gewin. De brief stelt dat de grens voor DLR wel bereikt is en dat met name herhaling van het laatste (kleding achterhouden) zal kunnen leiden tot ontslag op staande voet. Werkneemster heeft op de brief niet gereageerd. Bij brief van 4 februari 2017, die DLR wederom in handen van werkneemster heeft gesteld, heeft DLR werkneemster een ‘laatste’ waarschuwing gegeven in verband met te laat op het werk verschijnen. Op 21 april 2017 heeft een incident plaatsgevonden. De heer X kwam die middag met mevrouw Y de winkel binnen en zag dat werkneemster achter de kassa op het internet bezig was en geen aandacht aan klanten besteedde. De heer X heeft de zoekgeschiedenis op de kassa bekeken. Er was ruim een halfuur (van 16:14 tot 16:45 uur) via de kassa op het internet allerlei sites bezocht. DLR heeft werkneemster vervolgens op staande voet ontslagen (in de lezing van de heer X) of weggestuurd (in de lezing van werkneemster). Werkneemster verzoekt samengevat onder meer het ontslag op staande voet te vernietigen.

Oordeel

Volgens werkneemster is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven, nu DLR geen hoor en wederhoor heeft toegepast. Dit standpunt wordt gepasseerd. Het horen van een werknemer is geen voorwaarde voor de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. Daarnaast is volgens werkneemster het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat de heer X werkneemster naar huis zou hebben gestuurd en niet gelijktijdig heeft meegedeeld dat zij op staande voet was ontslagen en waarom. Die stelling van werkneemster zal worden gepasseerd. DLR heeft voldoende adequaat gehandeld door bij brief van dezelfde dag het ontslag op staande voet met de dringende reden aan werkneemster te bevestigen. Tussen partijen staat vast dat in oktober 2016 DLR een duidelijk memo heeft opgesteld met betrekking tot het gebruik van mobiele telefoons en het internet onder werktijd. Onbetwist is gebleven dat werkneemster dat memo kende. Voorts staat vast dat werkneemster in december 2016 en februari 2017 schriftelijk is gewaarschuwd, onder meer voor het gebruik van het internet onder werktijd. Tot slot staat vast dat werkneemster op 21 april 2017 gedurende een relevante tijdspanne tijdens werktijd aan het kijken was op het internet. Werkneemster was een gewaarschuwd mens, zelfs meer dan eens. Naar het oordeel van de kantonrechter is de onmiddellijke beëindiging van de dienstbetrekking door DLR in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd geweest. De persoonlijke omstandigheden van werkneemster leiden niet tot een ander oordeel. Dat alles betekent dat het verzoek van werkneemster tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden afgewezen. Werkneemster kan ernstig verwijtbaar handelen worden verweten, bestaande uit het handelen dat heeft geleid tot het ontslag op staande voet, zijnde het stelselmatig gedragen in strijd met de bedrijfsregels en daarmee doorgaan ondanks meerdere schriftelijke waarschuwingen. Dat handelen kwalificeert als het handelen als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW en maakt dat DLR de transitievergoeding niet verschuldigd is.