Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 25 oktober 2018
ECLI:NL:RBAMS:2018:7718
werknemer/werkgeefster
Feiten
Per 1 januari 2017 is werknemer werkzaam bij werkgeefster als Chief Financial Officer. Partijen zijn in de arbeidsovereenkomst een beëindigingsvergoeding overeengekomen ingeval de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd. Na gerezen verdenkingen naar het gebruik van de zakelijke creditcard van werknemer is hij op 14 maart 2018 geschorst. Vervolgens heeft intern onderzoek plaatsgevonden. Het rapport van het interne onderzoek over 2010 tot februari 2018, waarin uitgaven tot een totaalbedrag van € 149.585 zijn onderzocht, was gereed op 17 april 2018. In het interne rapport is geconcludeerd dat minstens € 107.555 van de uitgaven die door werknemer als zakelijk zijn opgegeven, feitelijk privé-uitgaven zijn. Werknemer heeft vervolgens de mogelijkheid gekregen op de bevindingen te reageren. Op 25 april 2018 is werknemer op staande voet ontslagen. Werkgeefster heeft vervolgens haar fiscaal adviseur, KPMG, onderzoek laten uitvoeren naar de uitgaven van werknemer over 2017. KPMG heeft geconcludeerd dat werknemer over 2017 voor € 130.871 aan uitgaven in strijd met de binnen werkgeefster geldende voorschriften heeft gedaan. Werknemer verzoekt thans onder meer toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging alsmede veroordeling van werkgeefster tot voldoening van de overeengekomen beëindigingsvergoeding. Werkgeefster vordert onder meer terugbetaling van het bedrag aan onjuiste declaraties.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Allereerst oordeelt de kantonrechter dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Verder is voldoende gebleken dat werknemer de zakelijke creditcard ruimschoots voor privé-uitgaven heeft gebruikt en het privékarakter van deze uitgaven heeft gecamoufleerd door hieraan zakelijke omschrijvingen toe te kennen. Dat dit één of twee keer per ongeluk gebeurt, wil de kantonrechter nog wel geloven, maar dit kan niet op de schaal waarop werknemer het heeft gedaan (ten minste elf keer). Daar komt nog bij dat een verwarring tussen de aanschaf van een luxe horloge en een strategy-meeting, Hugo Boss-kleding en IT-equipment of een van de andere besproken voorbeelden de kantonrechter haast niet mogelijk lijkt. Zeker van een CFO kan worden verwacht dat deze een strikte scheiding aanhoudt tussen zakelijk en privé en de bijbehorende uitgaven goed uit elkaar houdt. Een en ander levert een dringende reden op. Dit betekent dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig een einde aan de arbeidsovereenkomst heeft gemaakt.
Contractuele beëindigingsvergoeding
Werknemer heeft ter onderbouwing van zijn vordering gesteld dat partijen met het opnemen van de beëindigingsvergoeding in de arbeidsovereenkomst hebben beoogd dat werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst in alle gevallen de beëindigingsvergoeding zou toekomen. Dat dit de bedoeling van partijen is geweest, volgt voor de kantonrechter niet uit de tekst van de arbeidsovereenkomst. Maar zelfs indien zulks juist is, wordt geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als werkgeefster na een rechtsgeldig ontslag op staande voet zoals het onderhavige, waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van werknemer, een beëindigingsvergoeding van deze omvang aan werknemer zou moeten betalen. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Terugbetaling onjuiste declaraties
Thans staat onvoldoende vast welk bedrag exact door werknemer ten onrechte als zakelijk is gedeclareerd. Het rapport van KPMG is, nu het de fiscaal adviseur van werkgeefster is, onvoldoende onafhankelijk. De daarin genoemde bedragen zijn daarbij hoger dan door werkgeefster zelf is berekend en in de ontslagbrief is gevorderd. Werkgeefster heeft verwijzing naar de schadestaatprocedure verzocht. De kantonrechter wijst dit verzoek toe.