Naar boven ↑

Rechtspraak

ondernemingsraad van B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal/B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal c.s.
Rechtbank Amsterdam, 29 januari 2019

ondernemingsraad van B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal/B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal c.s.

Bij de beoordeling of de ondernemer erin is geslaagd aannemelijk te maken dat het instellen van een gemeenschappelijke ondernemingsraad bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR, past de rechter terughoudendheid. Uitgangspunt is dat de ondernemer dit zelf kan beoordelen.

De B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal (hierna: de Drukkerij) houdt zich bezig met het drukken en de expeditie van dagbladen, weekbladen, periodieken en andere drukwerken. Telegraaf Media Groep N.V. (hierna: TMG) is enig aandeelhouder en bestuurder van de Drukkerij. Voortbouwend op een reorganisatie die per 1 februari 2018 binnen TMG is doorgevoerd, waarbij de raad van bestuur (RvB) de operationele leiding heeft gekregen over alle onderdelen van de organisatie, wil TMG ook de medezeggenschap meer centraal organiseren. De medezeggenschapsstructuur bestaat tot dan toe uit een centrale ondernemingsraad (COR) en vier aparte ondernemingsraden, waaronder de ondernemingsraad van de Drukkerij (hierna: de OR). TMG wil de medezeggenschap vereenvoudigen, zodat de RvB voortaan met (nog slechts) één orgaan overlegt. De RvB van TMG heeft na discussie met de OR vastgehouden aan zijn standpunt een gemeenschappelijke ondernemingsraad (GMOR) in te stellen. De OR vordert de Drukkerij en TMG te verplichten om zich te onthouden van handelingen die ertoe strekken een GMOR in te stellen, alsmede alle daartoe reeds verrichte uitvoeringshandelingen terug te draaien. De OR voert hiertoe een aantal standpunten aan, waaronder het standpunt dat de instelling van een GMOR niet bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR.

Oordeel

Instelling GMOR bevorderlijk voor goede toepassing WOR?

De voorzieningenrechter overweegt dat het op de weg van de ondernemer die een GMOR wil instellen ligt om aannemelijk te maken dat dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Bij de beoordeling of de ondernemer erin is geslaagd dit aannemelijk te maken, past de rechter terughoudendheid. Hij moet immers vermijden dat hij plaatsneemt op de stoel van de ondernemingsleiding. Dit strookt met de wetsgeschiedenis, waarin onder meer is opgemerkt: ‘Uitgangspunt van de voorgestelde regeling is dat de ondernemer zelf kan beoordelen of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de Wet op de ondernemingsraden in zijn ondernemingen wanneer hij voor alle of een aantal van deze ondernemingen tezamen een gemeenschappelijke ondernemingsraad instelt.’ (Kamerstukken II 1987/88, 20 583, nr. 3, p. 11). De voorzieningenrechter overweegt in dit kader dat tussen de verschillende ondernemingen waaruit TMG bestaat een hoge mate van samenhang aanwezig is. Zo is sprake van een gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid en zijn de administratie, ICT, HR en verdere ondersteuning centraal georganiseerd. Alle ondernemingen zijn bovendien op hetzelfde terrein gevestigd. Daarbij komt dat de activiteiten van de Drukkerij een onmisbare ondersteunende schakel zijn ten opzichte van de core business van TMG, het brengen van nieuws. In die zin werken alle ondernemingen aan hetzelfde product. De Drukkerij had en heeft geen eigen bestuur en de centrale rol van de RvB van TMG is bij de in 2018 uitgevoerde reorganisatie verder versterkt. In deze versterkte rol van de RvB is een extra argument gelegen waarom TMG kan menen dat het instellen van een GMOR bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR; aldus wordt immers zo veel mogelijk gewaarborgd dat de uitoefening van de medezeggenschapsrechten plaatsvindt op het niveau waarop in overwegende mate zeggenschap over de ondernemingen, de Drukkerij daaronder begrepen, wordt uitgeoefend. Mede gelet op de terughoudendheid die de rechter in deze past, heeft TMG voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de onderhavige reorganisatie, waarvan onderdeel uitmaakt dat de afzonderlijke OR van de Drukkerij wordt opgeheven, bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Deze grondslag van de vordering treft dus geen doel.

Overige grondslagen

Ook de overige door de OR aangedragen argumenten slagen niet. De medezeggenschap binnen de Drukkerij blijft voldoende gewaarborgd, nu binnen de GMOR een onderdeelcommissie wordt ingesteld en de Drukkerij een zetel in de GMOR toegewezen heeft gekregen. Voorts is het voorlopig reglement, anders dan de OR meent, volgens de voorzieningenrechter niet in strijd met de WOR.

  • Instantie: Rechtbank Amsterdam
  • Datum uitspraak: 29-01-2019
  • Roepnaam: ondernemingsraad van B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal/B.V. Rotatiedrukkerij Voorburgwal c.s.
  • Zaaknummer: C/13/659172 / KG ZA 18-1366 FB/LO
  • Nummer: AR-2019-0161
  • Onderwerpen: Instelling OR (2 WOR) en Overige (WOR)
  • Trefwoorden: medezeggenschap, medezeggenschapsstructuur, reorganisatie, gemeenschappelijke ondernemingsraad, GMOR, marginale toetsing, terughoudendheid en kort geding