Rechtspraak
werkgeefster/werkneemsterRechtbank Gelderland, 30 januari 2019
werkgeefster/werkneemster
Feiten
Werkgeefster is een onderneming die diensten aanbiedt op het gebied van inpakken, assemblage, montage, stik- en bekleedwerk en aanvullende logistieke diensten. In 2016 heeft werkgeefster de onderneming Zeilmakerij X te Harderwijk overgenomen, welke onderneming door werkgeefster en haar toen nog in leven zijnde echtgenoot als vennoten werd gedreven. In totaal waren in 2018 24 werknemers in dienst bij werkgeefster, waaronder een viertal werknemers in de vestiging te Harderwijk. Werkneemster is per 1 juli 2016 bij werkgeefster in dienst getreden. Zij verricht laatstelijk werkzaamheden als administratief medewerkster in de vestiging te Harderwijk. Werkneemster is sinds 2 februari 2018 arbeidsongeschikt. Werkgeefster heeft voor werkneemster afspraken gepland met de bedrijfsarts en een re-integratiebureau ingeschakeld. De bedrijfsarts heeft aangegeven dat de eindprognose voor herstel uiterlijk juli 2019 is. Werkgeefster heeft de bedrijfsactiviteiten in haar vestiging te Harderwijk per 1 januari 2019 gestaakt. Vooruitlopende daarop heeft werkgeefster op 24 september 2018 voor twee werknemers, onder wie werkneemster, een aanvraag ontslagvergunning bij het UWV ingediend. Bij beslissing van 21 november heeft het UWV de toestemming geweigerd omdat onder meer geen sprake zou zijn van een volledige sluiting van de formele werkgever in de zin van artikel 7:670a lid 2 sub d BW, waardoor het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing blijft. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen.
Oordeel
De kantonrechter is, evenals het UWV, gebonden aan het ontslagverbod tijdens ziekte nu de ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte van werkneemster nog geen twee jaren heeft geduurd. Dit verbod geldt echter niet ingeval sprake is van beëindiging van de werkzaamheden van de gehele onderneming. Anders dan het UWV tot uitgangspunt heeft genomen is daarbij niet van onderscheidend belang dat werkgeefster de formele werkgever is. Een formele werkgever kan meerdere ondernemingen onder zijn hoede hebben. De regeling in artikel 7:670a lid 2 BW is met de op 1 januari 1999 in werking getreden Wet Flexibiliteit en zekerheid in artikel 7:670b BW (oud) opgenomen, dat in lid 2 voorzag in een uitzondering op het ontslagverbod bij ziekte. De achterliggende gedachte daarbij was dat de in de wet gegeven aanvullende ontslagbescherming geen zin heeft indien de ondernemingsactiviteiten geheel worden beëindigd. Voor het begrip ‘onderneming’ is daarbij toen aansluiting gezocht bij artikel 7:662 BW. Het lijdt voor de kantonrechter geen twijfel dat het bedrijfsonderdeel te Harderwijk een eigen economische eenheid met een eigen identiteit betreft en zodoende kwalificeert als onderneming in de zin van artikel 7:662 BW en daarmee dus ook, zo volgt uit de wetsgeschiedenis, in de zin van artikel 7:670b lid 2 BW (oud). De vraag is of het huidige artikel 7:670a BW in deze beoordeling wijziging aanbrengt. In lid 2 van dit artikel is de uitzondering op het ontslagverbod tijdens ziekte gehandhaafd voor de volledige beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming. Niet langer is daarbij ook genoemd het geval van beëindiging van de werkzaamheden van het onderdeel van de onderneming waarin de werknemer uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is. Blijkens de parlementaire geschiedenis is het de bedoeling van de wetgever geweest de positie van de arbeidsongeschikte werknemer bij ontslag te versterken. Dat de arbeidsplaats van een langdurig zieke medewerker komt te vervallen betekent niet dat de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de re-integratie van de werknemer ophoudt te bestaan. Volgens de kantonrechter staat in de tekst van artikel 7:670a lid 2 sub d BW nog steeds het ondernemingsbegrip centraal en bestaat er geen aanwijzing om dit op grond van de wetshistorie met artikel 7:662 BW anders, minder ruim, in te vullen. De versterking van de positie van de arbeidsongeschikte medewerker bij ontslag kan dus per saldo alleen betrekking hebben op onzelfstandige onderdelen van een onderneming, zoals een filiaal, waarin arbeidsplaatsen vervallen.