Naar boven ↑

Rechtspraak

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Vereniging van Grootwinkelbedrijven en Levensmiddelen c.s.
Rechtbank Den Haag, 29 mei 2019

Federatie Nederlandse Vakbeweging/Vereniging van Grootwinkelbedrijven en Levensmiddelen c.s.

Werknemers, lid van FNV, kunnen zich door dynamische incorporatie van opvolgende cao’s niet op voorgaande cao beroepen, hoewel FNV bij de huidige cao geen partij is. Incorporatiebeding kan niet gelijk worden gesteld aan een eenzijdig wijzigingsbeding ex artikel 7:613 BW.

Feiten

Van 1 april 2011 tot 1 april 2013 was sprake van een cao, gesloten tussen FNV en CNV aan werknemerszijde en de Vereniging van Grootwinkelbedrijven en Levensmiddelen (hierna: VGL), Albert Heijn, Lidl, Jumbo en Aldi aan werkgeverszijde. In deze cao is een bepaling opgenomen over werkzaamheden op bijzondere tijdstippen (toeslagen). Ook in de cao 2013-2017 is een dergelijk artikel opgenomen. Deze cao is een minimumcao. In deze cao is nawerking van eerdere cao’s uitgesloten. FNV was bij de cao 2013-2017, in tegenstelling tot bij de eerdere cao, geen partij. Inmiddels is er een cao afgesloten tussen VGL en CNV voor de periode van 1 april 2017 tot 1 april 2019, waarin eveneens de nawerking van eerdere cao’s is uitgesloten. In de arbeidsovereenkomst met werknemers van genoemde supermarkten is een dynamisch incorporatiebeding opgenomen dat de opvolgende cao’s op de arbeidsovereenkomsten van toepassing verklaart. Tussen partijen is in geschil of leden van de FNV zich op de tot 1 april 2013 geldende regeling voor toeslagen kunnen (blijven) beroepen, ook al is de voortgezette regeling daarvan vanaf 1 april 2013 via de geldende incorporatiebedingen in twee opvolgende cao’s uitgesloten. Dit is van belang omdat op grond van de cao 2013-2017 er met ingang van 1 juli 2016 geen toeslag meer hoeft te worden betaald voor werkzaamheden op maandag tot en met vrijdag tussen 20.00 en 22.00 uur en op zaterdag tussen 18.00 en 22.00 uur.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat op grond van HR 8 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0580 bepalingen omtrent arbeidsvoorwaarden uit een cao waaraan werknemer en werkgever op grond van artikel 9 lid 1 Wet CAO gebonden zijn geraakt, deel zijn gaan uitmaken van de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst. Die bepalingen blijven ook na afloop van de betreffende cao tussen hen gelden, behoudens andersluidende individuele of collectieve afspraken. Naar het oordeel van de kantonrechter is in de onderhavige zaak sprake van een andersluidende individuele afspraak, omdat in de individuele arbeidsovereenkomsten overeen is gekomen dat steeds de opvolgende cao van toepassing is. Dit geldt ook voor de leden van de FNV. Dit betekent dat op grond van het dynamisch geformuleerde incorporatiebeding in de individuele arbeidsovereenkomst de geldende cao toepasselijk is en niet meer de oude. FNV voert voorts aan dat een incorporatiebeding gelijk dient te worden gesteld aan een eenzijdig wijzigingsbeding van artikel 7:613 BW, omdat er sprake is van een wijziging van arbeidsvoorwaarden waarop de niet- of anders georganiseerde werknemer geen invloed heeft gehad. Dit betoog faalt omdat er geen sprake is van een eenzijdige wijziging door de betreffende individuele werkgever, zoals de FNV zelf ook stelt. De werkgever is dus bij een incorporatiebeding in dezelfde situatie als de werknemer, namelijk dat zij beiden op voorhand akkoord gaan met een mogelijke wijziging van de arbeidsvoorwaarden waarop geen invloed kan worden uitgeoefend. Artikel 7:613 BW is juist bedoeld om het voor een werkgever mogelijk te maken om collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen, niet zijnde een cao maar bijvoorbeeld een personeelsgids, snel en eenvoudig te kunnen wijzigen. Dat is een andere situatie dan in deze zaak aan de orde. Bovendien dient de vraag of de werkgever een zwaarwichtig belang heeft waarvoor de belangen van de getroffen werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dienen te wijken in een individueel geval te worden beoordeeld, en dus niet in de onderhavige procedure. Vanwege het dynamisch incorporatiebeding in de individuele arbeidsovereenkomsten is er evenmin sprake van dat 'leden van een vakvereniging die geen partij is bij een cao, worden geconfronteerd met een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden die werd overeengekomen door een minder representatieve vakvereniging waarvan zij geen lid zijn'. Als er sprake is van een verslechtering van arbeidsvoorwaarden, dan komt dat door het beding in de individuele arbeidsovereenkomst. De vorderingen van de FNV worden door de kantonrechter op grond van het voorgaande afgewezen.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Datum uitspraak: 29-05-2019
  • Roepnaam: Federatie Nederlandse Vakbeweging/Vereniging van Grootwinkelbedrijven en Levensmiddelen c.s.
  • Zaaknummer: 7372385/18-26947
  • Nummer: AR-2019-0666