Rechtspraak
Europese Commissie/Duitsland
Feiten
De honoraria van architecten en ingenieurs worden geregeld door de Honorarordnung für Architekten und Ingenieure (honorariumregeling voor architecten en ingenieurs) van 10 juli 2013 (BGBl. I, p. 2276; hierna: 'HOAI'). Volgens de Commissie is de HOAI in strijd met onder meer vrij verkeer van diensten.
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Minimum- en maximumtarieven
In casu vallen de uit de HOAI voorvloeiende eisen onder artikel 15 lid 2 sub g Richtlijn 2006/123/EG aangezien daarbij de minimum- en maximumtarieven voor door architecten en ingenieurs verrichte planningsdiensten worden vastgesteld. Om aan de door die richtlijn gestelde doelstellingen te beantwoorden, moeten de aan de orde zijnde litigieuze tarieven, als eisen in de zin van voornoemde bepaling, bijgevolg voldoen aan de drie in artikel 15 lid 3 van die richtlijn opgesomde voorwaarden, te weten niet-discriminerend zijn, noodzakelijk zijn, en evenredig zijn aan de verwezenlijking van een dwingende reden van algemeen belang (zie in die zin HvJ EU 1 maart 2018, CMVRO, C-297/16, ECLI:EU:C:2018:141, r.o. 54). Aan de eerste voorwaarde is voldaan.
Noodzakelijkheid
Met betrekking tot de tweede voorwaarde wijst de Bondsrepubliek Duitsland erop dat de minimumtarieven beogen voor planningsdiensten een kwaliteitsdoelstelling te bereiken, alsook een doelstelling van consumentenbescherming, veiligheid van bouwwerken, instandhouding van de architecturale cultuur en ecologische bouwwijze. De maximumtarieven beogen de consumenten te beschermen door transparantie van de honoraria voor de betrokken diensten te verzekeren en door buitensporige tarieven te verhinderen. In dat verband heeft het Hof geoordeeld dat niet bij voorbaat valt uit te sluiten dat met de vaststelling van een minimumtarief kan worden voorkomen dat dienstverrichters in een context van een markt die wordt gekenmerkt door een zeer groot aantal dienstverrichters, worden gestimuleerd om te concurreren door middel van het aanbieden van diensten onder de prijs, met het risico dat de kwaliteit van de verrichte diensten achteruitgaat (zie in die zin HvJ EG 5 december 2006, Cipolla e.a., C-94/04 en C-202/04, ECLI:EU:C:2006:758, r.o. 67). Tegen een dergelijke achtergrond kan de oplegging van minimumtarieven ertoe bijdragen dat risico te beperken, door te verhinderen dat diensten worden aangeboden tegen prijzen die op lange termijn onvoldoende zijn om de kwaliteit ervan te verzekeren. Waar de Commissie aan de Bondsrepubliek Duitsland verwijt dat zij niet heeft aangetoond dat een afschaffing van de minimumtarieven zou resulteren in een vermindering van de kwaliteit, dient bovendien te worden benadrukt dat die lidstaat geen dergelijk bewijs hoeft te leveren, maar slechts dient aan te tonen dat de HOAI op significante wijze kan bijdragen aan de nagestreefde doelen door het risico van achteruitgang van de kwaliteit van de planningsdiensten te beperken.
Geschiktheid
Er zij evenwel aan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof een nationale wettelijke regeling slechts geschikt is om de verwezenlijking van het beoogde doel te waarborgen wanneer de verwezenlijking van het doel waarlijk coherent en systematisch wordt nagestreefd (zie in die zin HvJ EG 10 maart 2009, Hartlauer, C-169/07, ECLI:EU:C:2009:141, r.o. 55, en HvJ EU 15 oktober 2015, Grupo Itevelesa e.a., C-168/14, ECLI:EU:C:2015:685, r.o. 76, en beschikking van 30 juni 2016, Sokoll-Seebacher en Naderhirn, C-634/15, ECLI:EU:C:2016:510, r.o. 27). De omstandigheid dat planningsdiensten in Duitsland kunnen worden aangeboden door dienstverrichters die hun beroepsbekwaamheid ter zake niet hebben aangetoond, wijst op een incoherentie in de Duitse regelgeving uit het oogpunt van het met de minimumtarieven nagestreefde doel om een hoog kwaliteitsniveau van de planningsdiensten te handhaven. Ondanks de vaststelling hierboven moet immers worden geconstateerd dat dergelijke minimumtarieven niet geschikt zijn om een dergelijk doel te bereiken indien, zoals uit de aan het Hof overgelegde stukken naar voren komt, de verrichting van de eronder vallende diensten niet zelf vergezeld gaat van minimumgaranties die de kwaliteit van die diensten kunnen waarborgen. Derhalve dient te worden vastgesteld dat de Bondsrepubliek Duitsland niet heeft kunnen aantonen dat de in de HOAI vastgelegde minimumtarieven geschikt zijn om de verwezenlijking te waarborgen van het doel een hoog kwaliteitsniveau van de planningsdiensten te verzekeren en de consumentenbescherming te garanderen.