Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Hyatt Aruba N.V.
Hoge Raad, 22 november 2019
ECLI:NL:HR:2019:1834

werknemer/Hyatt Aruba N.V.

Doorwerking grondrechten in horizontale verhouding werkgever-werknemer. Staatsregeling van Aruba laat in beginsel toe dat werkgever en werknemer (rechtsgeldig) een overeenkomst sluiten waarbij werknemer zich bij voorbaat verbindt tot het ondergaan van drugs- en/of alcoholtests.

Feiten

Werknemer is in 1995 bij Hyatt Aruba N.V. (hierna: Hyatt) in dienst getreden als casinodealer. In het personeelshandboek, in 2012 door werknemer voor ontvangst getekend, staat het alcohol- en drugsbeleid van Hyatt opgenomen. Met enige regelmaat neemt Hyatt urinemonsters en ademtests af bij haar personeel, ter controle op het gebruik van drugs en/of alcohol. In juni 2015 is werknemer schriftelijk gewaarschuwd, nadat in zijn urine sporen van cocaïne en cannabis zijn aangetroffen. In september 2015 zijn Hyatt en werknemer schriftelijk overeengekomen dat werknemer vanaf september 2015 ten minste zes drugs- en/of alcoholtesten binnen twaalf maanden zal ondergaan. Op 29 februari 2016 heeft werknemer, na het nuttigen van (minimaal) zes rum-cola’s, geweigerd een alcoholtest te ondergaan. Op 1 maart 2016 is werknemer naar aanleiding daarvan op staande voet ontslagen. In dit geding heeft werknemer verzocht voor recht te verklaren dat het ontslag kennelijk onredelijk is en Hyatt te veroordelen tot betaling van een vergoeding naar billijkheid of schadevergoeding. Het gerecht in eerste aanleg van Aruba heeft de verzoeken afgewezen. Het hof heeft deze beschikking bevestigd. In cassatie staat de vraag centraal of de Staatsregeling van Aruba zich verzet tegen de contractuele verplichting tot het ondergaan van controles op alcohol en drugs en of de betrokken grondrechten (eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam) 'weggecontracteerd' mogen worden.

Conclusie P-G Langemeijer

De P-G overweegt dat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, zoals opgenomen in de Staatsregeling, worden gerekend tot de klassieke grondrechten. Beperkingen van voornoemde grondrechten zijn mogelijk krachtens de beperkingsclausule(s) van artikel I.3 en artikel I.16 lid 1 van de Staatsregeling, mits bij of krachtens landsverordening. Dat naar Arubaans recht in de verhouding tussen een werknemer en een (niet tot de overheid behorende) werkgever geen directe, maar indirecte werking van de in de Staatsregeling opgenomen grondrechten bedoeld is, volgt uit de memorie van toelichting. Daarin staat onder meer dat de grondrechten in beginsel zijn bedoeld voor toepassing in de verhouding overheid-burger, maar dat zij tevens kunnen doorwerken in de rechterlijke toepassing van het privaatrecht. In welke vorm en met welke rechtskracht dit geschiedt, zal aan de rechter ter beslissing zijn. Zie in gelijke zin het Handboek Caribisch Staatsrecht, waarin wordt overwogen dat inmiddels breed wordt aanvaard dat grondrechten horizontale werking hebben en individuen ook jegens elkaar een beroep op de grondrechten kunnen doen. De A-G stelt dat blijkens het voorgaande geen sprake is van directe werking tussen de werkgever en de werknemer van de in de Staatsregeling opgenomen grondrechten. In privaatrechtelijke verhoudingen, zoals de onderhavige arbeidsverhouding, behoeven de door het hof vastgestelde beperkingen van de uitoefening van deze grondrechten door een werknemer daarom niet hun grondslag te vinden in een specifieke bepaling bij of krachtens een landsverordening. De doorwerking van (constitutionele) grondrechten in particuliere verhoudingen vindt, ook in Aruba, indirect plaats, via het privaatrecht dat deze rechtsverhouding beheerst. Voldoende is dat deze beperkingen gegrond kunnen worden op normen die in artikel 6:162 BW besloten liggen of – zoals het hof in deze zaak heeft geoordeeld – voortvloeien uit een overeenkomst tussen deze private partijen onderling (waarvan de inhoud mede wordt vastgesteld met behulp van hetgeen naar de aard van de overeenkomst uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeit). Deze indirecte doorwerking vindt steun in de rechtspraak en in de vakliteratuur. Het hof heeft daarom tot uitgangspunt kunnen nemen dat de Staatsregeling van Aruba in beginsel toelaat dat een werkgever met een werknemer (rechtsgeldig) een overeenkomst sluit waarbij de werknemer zich bij voorbaat verbindt tot het ondergaan van een drugs- of alcoholtest. Het hof heeft overwogen dat de werkgever in een dergelijk geval niet fysiek kan afdwingen dat de test plaatsvindt, maar wel arbeidsrechtelijke sancties kan verbinden aan het feit dat een werknemer weigert aan de overeengekomen controle mee te werken.

Oordeel

De Hoge Raad verwijst in zijn oordeel naar de gronden zoals uiteengezet in de conclusie van de plaatsvervangend procureur-generaal en overweegt dat de in het geding zijnde grondrechten als zodanig geen directe werking hebben in verhoudingen tussen burgers onderling. De door het hof vastgestelde beperkingen van de uitoefening van deze grondrechten kunnen daarom in beginsel door partijen worden overeengekomen en behoeven dus, anders dan het middel betoogt, niet hun grondslag te vinden in een specifieke bepaling bij of krachtens een landsverordening. De Hoge Raad verwerpt het beroep.