Naar boven ↑

Rechtspraak

EV Tilburg B.V. h.o.d.n. Connexie Payroll & Loonadministratie/minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Dispensatie avv. Connexie onderscheidt zich niet zodanig van payrollondernemingen die uitvoering geven aan de ABU-cao en de SFU-cao dat toepassing van die cao's redelijkerwijze niet van haar kan worden gevergd.

Feiten

Bij besluiten van 13 april 2018 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister) geweigerd Connexie Payroll & Loonadministratie (hierna: Connexie) dispensatie te verlenen van besluiten tot algemeenverbindendverklaring van de ABU-cao en de SFU-cao. Connexie heeft daartegen bezwaar gemaakt en de minister verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep, als bedoeld in artikel 7:1a Awb. De minister heeft ingestemd met dit verzoek. Bij uitspraak van 3 juli 2018 heeft de rechtbank de door Connexie tegen de besluiten van 13 april 2018 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft Connexie hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Connexie heeft een aantal specifieke bedrijfskenmerken opgenoemd op grond waarvan volgens haar toepassing van de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit de ABU-cao 2017-2019 en de SFU-cao 2018-2019 redelijkerwijze niet van haar kan worden gevergd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft Connexie niet aannemelijk gemaakt dat zij haar werkwijze, waarbij haar opdrachtgevers werknemers selecteren en met die werknemers afspraken maken over functie en beloning en waarbij Connexie die werknemers pas in dienst neemt nadat die selectie heeft plaatsgevonden en die afspraken zijn gemaakt, niet langer kan toepassen, indien zij niet wordt gedispenseerd. Connexie heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de ABU-cao 2017-2019 voor nieuwe werknemers verplicht tot het vervullen van een actieve allocatiefunctie. Anders dan Connexie stelt, verplicht die cao niet tot het werken met intercedentes of het beschikken over een platform om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De in artikel 44 van de ABU-cao 2017-2019 opgenomen verplichting tot herplaatsing is gebaseerd op de ingevolge artikel 7:669 BW en de Ontslagregeling op Connexie rustende verplichting tot herplaatsing. Deze verplichting van Connexie is daarnaast opgenomen in artikel 15a van de Connexie-cao 2015-2019. Connexie heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ABU-cao 2017-2019 op dit punt zodanig van deze bepalingen uit het BW en de Connexie-cao, alsmede van de Ontslagregeling, afwijkt, dat daarin een zwaarwegend argument als bedoeld in het Toetsingskader Wet AVV is gelegen. Connexie heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de ABU-cao 2017-2019 in de weg staat aan het afsluiten van langdurige arbeidsovereenkomsten. De ABU-cao 2017-2019 verplicht niet tot gebruikmaking van het uitzendbeding, het geheel aan uitzendfasen of een boetesysteem voor het geval werknemers in dienst treden bij een opdrachtgever. Evenmin staan de ABU-cao 2017-2019 en de SFU-cao 2018-2019 eraan in de weg dat opdrachtgevers van Connexie de scholing van de hun ter beschikking gestelde werknemers van Connexie verzorgen. Voorts is in de enkele omstandigheid dat gewenning is ontstaan aan eigen routines en methodes geen zwaarwegend argument gelegen als bedoeld in het Toetsingskader. Connexie kan ook niet in de door haar gestelde verzwaring van de administratieve lasten worden gevolgd, omdat artikel 20, zesde lid, van de ABU-cao 2017-2019, anders dan Connexie stelt, ter zake van wijzigingen alleen verplicht tot schriftelijke bevestiging van die wijziging en de verplichting tot herplaatsing als bedoeld in artikel 44 van de ABU-cao 2017-2019 reeds op Connexie rust op grond van artikel 7:669 BW, de Ontslagregeling en artikel 15a van de Connexie-cao 2015-2019. Volgens Connexie is het risico van klantenverlies voornamelijk gelegen in de omstandigheid dat werknemers onder de ABU-cao 2017-2019 meer vakantiedagen moeten opbouwen dan onder de Connexie-cao en dat die ABU-cao door verzwaring van de administratieve lasten zal leiden tot prijsstijgingen en minder ontzorging van de opdrachtgevers van Connexie. In de Connexie-cao 2015-2019 is geen grond voor dispensatie gelegen, voor zover daarin voor werknemers minder gunstige arbeidsvoorwaarden zijn vervat dan in de ABU-cao 2017-2019, reeds omdat volgens het Toetsingskader met algemeenverbindendverklaring wordt beoogd concurrentie op arbeidsvoorwaarden door onderbieding door niet gebonden werkgevers en werknemers te voorkomen. Voor zover in de Connexie-cao 2015-2019 arbeidsvoorwaarden zijn vervat die gunstiger zijn voor werknemers dan die in de ABU-cao 2017-2019, is in die Connexie-cao evenmin grond voor dispensatie gelegen, omdat die ABU-cao een minimum-cao is waarvan ten gunste van werknemers mag worden afgeweken. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat Connexie niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich door haar specifieke bedrijfskenmerken zodanig onderscheidt van payrollondernemingen die uitvoering geven aan de ABU-cao 2017-2019 en de SFU-cao 2018-2019 dat toepassing van deze cao's redelijkerwijze niet van haar kan worden gevergd. Het hoger beroep is ongegrond en de rechtbankuitspraak wordt bevestigd.