Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 november 2019 tot 1 mei 2020 bij SS Dam B.V. (hierna: Dam) in dienst getreden in de functie van medewerker bediening. Zijn salaris bedroeg € 1.653 netto per maand, inclusief vakantiegeld, bij een werkweek van gemiddeld 40 uur. Dam exploiteert een restaurant met Turkse etenswaren, voornamelijk broodjes. Voor het restaurant zijn januari en februari doorgaans stille maanden, met weinig toeristen (waar het restaurant op gericht is) en weinig omzet. Die omzet trekt doorgaans aan in maart, als de toeristenstroom weer op gang komt. Dam heeft in januari 2020 daarom meerdere nieuwe personeelsleden geworven. Met ingang van 1 maart 2020 werken er zestien mensen in het restaurant. Het restaurant is op grond van de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis met ingang van half maart 2020 gesloten. Vanaf die datum tot eind april 2020 is het restaurant dicht geweest. Sindsdien is er een beperkte take-away. Dam heeft in maart 2020 NOW aangevraagd en heeft (uiteindelijk) 60% van de loonsom over januari 2020 uitgekeerd gekregen. Zij heeft daarmee aan alle personeelsleden, onder wie degenen die per 1 maart 2020 in dienst waren gekomen, 50% loon uitgekeerd. Werknemer vordert veroordeling van Dam tot betaling van achterstallig salaris. Dam erkent de vordering van werknemer met betrekking tot het achterstallig salaris, maar voert aan dat zij door de coronacrisis en de sluiting van haar bedrijf in acute betalingsproblemen is geraakt. Alle werknemers 50% van hun salaris betalen leek Dam wel zo eerlijk, nu wegens gebrek aan financiële middelen niet aan alle medewerkers hun volledige salaris kon worden uitbetaald.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende aannemelijk is dat bij Dam door de buitengewone omstandigheden waarin zij nu verkeert, een onvoorziene, bedrijfseconomische noodsituatie aanwezig is. Dam heeft een zwaarwichtig belang dat in beginsel met zich brengt dat van de medewerkers van Dam gevraagd kan worden om – in overleg – bepaalde arbeidsrechtelijke aanspraken op te schorten of zelfs helemaal prijs te geven. Het eenzijdig en zonder nader overleg genomen besluit van Dam tot betaling van 50% van het salaris brengt voor werknemer echter een te grote inkomensachteruitgang mee, waardoor hij in financiële problemen komt. Werknemer is – zo is door Dam niet betwist – van zijn loon afhankelijk om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De wederzijdse belangen wegende kan van werknemer naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet verlangd worden dat hij over meerdere maanden met 50% opschorting van zijn salaris instemt, ook omdat niet vaststaat wanneer Dam dan wel over voldoende middelen zou beschikken om de achterstand(en) in te lopen. Dit betekent dat Dam voorshands veroordeeld wordt het achterstallig salaris aan werknemer te voldoen. Een bedrag van € 1.744,59 netto aan achterstallig salaris wordt toegewezen. Daarbij kan de kantonrechter zich voorstellen dat partijen een (in tijd zeer beperkte) betalingsregeling afspreken. Gelet op de onvoorziene, bedrijfseconomische noodsituatie waarin Dam verkeert en meegewogen de belangen van de collega’s van werknemer, zal de wettelijke verhoging voorshands worden gematigd tot nihil en de wettelijke rente voorshands worden afgewezen.