Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtbank Gelderland zittingsplaats Arnhem, 6 juli 2020
Horecamedewerker maakt terecht aanspraak op doorbetaling van loon, nu de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is geƫindigd, maar door tewerkstelling van werknemer na de afloop daarvan, stilzwijgend is overgegaan naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Feiten

Werknemer is sinds 1 maart 2018 in dienst van werkgeefster, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en op oproepbasis. Hij is werkzaam als horecamedewerker/barman. De laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd liep af per 31 januari 2020. Werkgeefster was voornemens de arbeidsovereenkomst met werknemer per laatstgenoemde datum te beëindigen, maar zij heeft dat niet schriftelijk aangezegd. Werkgeefster heeft aan werknemer voorgesteld dat hij een overeenkomst zou sluiten met een payrollonderneming, waarna hij zijn werkzaamheden bij werkgeefster zou kunnen voortzetten, maar werknemer heeft dit niet gedaan. Op 2, 3 en 4 februari 2020 stond werknemer ingeroosterd bij werkgeefster en werknemer heeft op die dagen ook daadwerkelijk werkzaamheden verricht. Werkgeefster heeft op 11 februari 2020 aan werknemer medegedeeld dat partijen beter uit elkaar konden gaan als werknemer de overeenkomst met de payrollonderneming niet zou ondertekenen. Werknemer is hierna niet meer opgeroepen, maar heeft zich wel beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden. Werknemer stelt zich thans op het standpunt dat, nu hij gewerkt heeft in februari 2020, de laatste arbeidsovereenkomst tussen partijen stilzwijgend verlengd is ex artikel 7:668 lid 4 BW. Omdat deze laatste verlenging de vierde schakel in de keten is, moet de arbeidsovereenkomst worden aangemerkt als zijnde voor onbepaalde tijd, aldus werknemer. Werknemer verzoekt toekenning van de aanzegvergoeding, alsmede een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen geldt als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Oordeel

Aanzegvergoeding

Vaststaat dat er uiterlijk een maand voor het einde van de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen schriftelijke aanzegging heeft plaatsgevonden. Werknemer maakt aldus terecht aanspraak op de door hem verzochte aanzegvergoeding.

Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd?

Werkgeefster heeft erkend dat werknemer begin februari 2020 werkzaamheden heeft verricht. Zij heeft hier echter aan toegevoegd dat zij ervan uit was gegaan dat werknemer de arbeidsovereenkomst met de payrollonderneming had getekend en dat zij hem in het kader daarvan op genoemde dagen heeft ingeroosterd. Wat hier ook van zij, vaststaat dat voornoemde overeenkomst niet tot stand is gekomen. De omstandigheid dat werkgeefster werknemer heeft opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden begin februari 2020, zonder zich vooraf ervan te vergewissen of de door haar beoogde overeenkomst tussen werknemer en het payrollbedrijf tot stand was gekomen, komt voor rekening en risico van werkgeefster. Werkgeefster heeft verder, onder verwijzing naar een e-mailbericht van het door haar ingeschakeld loonadministratiekantoor, betoogd dat er geen sprake is geweest van drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, maar van twee. Uit dat bericht volgt echter slechts dat volgens hun gegevens werknemer twee arbeidsovereenkomsten zou hebben gehad. Deze enkele mededeling, in onderling verband en samenhang beschouwd met de door werknemer genoemde periodes van de volgens hem drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, is echter, zonder nadere toelichting, onvoldoende om van de juistheid van dat bericht uit te gaan. Het ligt immers op de weg van werkgeefster als goed werkgever om een deugdelijke administratie bij te houden en aan de hand daarvan duidelijkheid te verschaffen. Dit heeft zij niet gedaan, zodat de kantonrechter uitgaat van een keten van drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, welke, door tewerkstelling van werknemer in februari 2020, stilzwijgend heeft geresulteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De verklaring voor recht wordt toegewezen en werknemer maakt dan ook terecht aanspraak op doorbetaling van loon.