Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 4 november 2020
ECLI:NL:RBNHO:2020:10665
Feiten
Werkneemster is bij werkgeefster in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst is een proeftijd opgenomen van twee maanden. In de periode tussen 13 en 30 november 2019 is via whatsapp tussen werkneemster en de directeur gecorrespondeerd over de te verrichten ‘werkzaamheden’ in die dagen. Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft werkneemster aangegeven dat ze haar arbeidsovereenkomst wil beëindigen in de proeftijd. Bij brief d.d. 30 januari 2020 heeft werkneemster verzocht om het salaris en de eindafrekening. Bij brief van 3 februari 2020 heeft werkgeefster bevestigd dat het dienstverband door haar opzegging in de proeftijd is geëindigd op 21 januari 2020. Verder is aangegeven dat zij pas tot het opstellen van een eindafrekening overgaat nadat werkneemster alle digitale bestanden, schriftelijke aantekeningen en materialen die zij tijdens haar dienstverband tot stand heeft gebracht, heeft ingeleverd. Bij e-mail van 20 februari 2020 heeft werkneemster aangegeven dat zij alle opgevraagde documenten heeft achtergelaten bij werkgeefster. Verder is het verzoek om tot uitbetaling van de eindafrekening over te gaan herhaald, waarbij werkneemster ook aanspraak heeft gemaakt op loon over gewerkte dagen in november 2019. Bij e-mail van 23 februari 2020 heeft werkgeefster herhaald dat zij pas tot uitbetaling overgaat nadat werkneemster de eerder opgevraagde documenten heeft verstrekt, met dien verstande dat op de eindafrekening het negatieve verlofsaldo in mindering zal worden gebracht. Verder is betwist dat werkneemster aanspraak heeft op loon over dagen in november 2019. Werkgeefster is niet overgegaan tot betaling. Werkneemster vordert onder andere betaling van achterstallig loon.
Oordeel
De kantonrechter gaat ervan uit dat de arbeidsovereenkomst tot en met 21 januari 2020 heeft geduurd. Dat betekent dat werkneemster recht heeft op salaris tot en met 21 januari 2020. Die vordering zal dan ook worden toegewezen, waarbij een negatief verlofsaldo in mindering mag worden gebracht. Werkneemster stelt dat de berekening van het opgenomen verlof niet correct is, omdat hierin de 36 uur dat zij tijdens haar vakantie heeft gewerkt, in mindering zou moeten worden gebracht. De kantonrechter volgt werkneemster hierin niet, nu niet is gebleken dat werkgeefster werkneemster heeft opgedragen werkzaamheden tijdens haar vakantie te verrichten noch is gebleken dat werkneemster op voorhand met werkgeefster heeft be- of afgesproken dat zij een aantal van haar reeds ingeplande vakantiedagen toch niet zou opnemen vanwege te verrichten werkzaamheden. Ten aanzien van het verzochte loon over november 2019 (derhalve vóórdat de arbeidsovereenkomst is aangevangen) overweegt de kantonrechter dat uit de whatsappberichten blijkt dat werkneemster op enkele dagen op initiatief van de directeur een en ander voor werkgeefster heeft gedaan, dat meer om het lijf had dan enkel een uurtje kennismaken. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht werkneemster erop vertrouwen dat zij voor haar inzet in november 2019 ook betaald zou krijgen. Dat het verrichte werk achteraf geen waarde heeft gehad, zoals de directeur heeft aangevoerd, doet hieraan niet af.