Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 9 maart 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:1217
Werkgever hoefde na tweede ziektejaar niet mee te werken aan beƫindiging dienstverband, nu het dienstverband nog niet slapend was. Op grond van de cao gold een opzegverbod van drie jaar. Arbeidsovereenkomst tijdens derde ziektejaar geƫindigd vanwege bereiken AOW-gerechtigde leeftijd werkneemster.

Feiten

Werkneemster is op 2 januari 1991 in dienst getreden van werkgeefster. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het Kartonnage- en Flexibele Verpakkingsbedrijf (hierna: de cao) van toepassing. Op 2 oktober 2017 is werkneemster arbeidsongeschikt geworden. Het UWV heeft haar met ingang van 11 oktober 2018 een vervroegde IVA-uitkering toegekend. Werkneemster heeft werkgeefster in november 2019 – toen werkneemster ruim twee jaar arbeidsongeschikt was – voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen onder toekenning aan haar van een transitievergoeding. Werkgeefster heeft dat verzoek afgewezen. De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 24 september 2020, omdat werkneemster op die dag de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Werkneemster stelt dat werkgeefster, door haar verzoek de arbeidsovereenkomst te beëindigen af te wijzen, niet heeft gehandeld als een goed werkgever en vordert een schadevergoeding gelijk aan de hoogte van de transitievergoeding waarop zij recht had gehad als werkgeefster wel op haar voorstel was ingegaan (€ 35.571,60 bruto).

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat het in dit geschil gaat om de problematiek van het slapende dienstverband. In de Xella-beschikking (zie AR 2019-1182) heeft de Hoge Raad een slapend dienstverband gedefinieerd als een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd, hoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt’. De kantonrechter oordeelt dat het dienstverband tussen partijen geen slapend dienstverband is. Daarvoor zijn twee bepalingen van de cao elk voor zich van doorslaggevende betekenis. Omdat werkneemster vóór 1 maart 2018 arbeidsongeschikt is geworden, geldt voor haar op grond van de cao dat werkgeefster de arbeidsovereenkomst pas mocht opzeggen na drie jaar arbeidsongeschiktheid. Daarmee verlengt de cao het opzegverbod wegens arbeidsongeschiktheid van artikel 7:670 lid 1 BW van twee naar drie jaar. De wet verbiedt zo’n verlenging niet (want het is in het voordeel van de werknemer), ook niet voor het geval als dit, waarin die verlenging ook een nadelig gevolg heeft voor werkneemster. Het opzegverbod gold voor werkgeefster dus tot drie jaar na 2 oktober 2017. Toen werkneemster in november 2019 aan werkgeefster vroeg om mee te werken aan de beëindiging van het dienstverband, was werkgeefster dus (nog) niet bevoegd tot opzegging. Dit is wel vereist om van een slapend dienstverband te kunnen spreken (‘hoewel hij daartoe wel bevoegd is’). Op grond van artikel 14B lid 3 onder j van de cao was werkgeefster verplicht om in het derde jaar van de arbeidsongeschiktheid van werkneemster haar IVA-uitkering aan te vullen tot 100% van haar loon. Die aanvulling moet beschouwd worden als loon. Ook aan de eis dat de werkgever ‘de werknemer geen loon meer betaalt’ is dus niet voldaan. De conclusie is ook op grond van dit artikel: er was geen slapend dienstverband. Pas na drie jaar arbeidsongeschiktheid van werkneemster, dus op 2 oktober 2020, had een slapend dienstverband kunnen ontstaan. Toen was het dienstverband echter al geëindigd vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Er is dus geen tijdstip geweest waarop werkgeefster had moeten meewerken aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst met toekenning van een transitievergoeding. Dat werkneemster wel recht had gehad op de transitievergoeding dan wel schadevergoeding als zij na 2 oktober 2020 de AOW-gerechtigde leeftijd had bereikt, maakt de uitkomst van de procedure volgens de kantonrechter sneu voor werkneemster, maar dit is wel de uitkomst die het recht geeft. Tijdsgrenzen hebben nu eenmaal een absoluut karakter. Afwijzing van de vordering van werkneemster volgt.