Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Yarden Uitvaartfaciliteiten B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 21 april 2021
ECLI:NL:RBLIM:2021:3428
Ontslag op staande voet van ovenist bij Yarden wegens strijd met het geldende protocol, door niet te handelen volgens het ‘vier-ogenprincipe’. Loonvordering in kort geding niet toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 15 juli 2012 in dienst getreden bij Yarden Uitvaartfaciliteiten B.V. (hierna: Yarden) als assistent-medewerker Bedrijfsbureau. In 2015 is werknemer ingewerkt als ovenist, waarvoor werknemer in 2016 een training heeft gevolgd en een certificaat heeft ontvangen. De werkzaamheden in de ovenkamer dienen volgens vaste protocollen te geschieden, te vinden in het Yarden Handboek. Dit handboek wordt niet aan medewerkers uitgereikt, maar is fysiek beschikbaar op locatie en digitaal op het Yardenintranet. Op 27 januari heeft werknemer omstreeks 8.30 uur een overledene in de oven ingevoerd. Hij heeft op het controleformulier van de overledene met het voorgedrukte crematienummer 84557 met de hand bij ‘crematienummer’ 84557 ingevuld en bij ‘identificatienummer overledene’ 75210020. Verder heeft hij het gehele protocol gevolgd, maar er was – in tegenstelling tot de instructies in het handboek – geen tweede medewerker aanwezig. Omstreeks 17.30 uur werd ontdekt dat niet de overledene met identificatienummer 75210020 was gecremeerd, maar de overledene met identificatienummer 75210015. Werknemer is bij brief van 28 januari 2021 op staande voet ontslagen. Werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet aanhangig gemaakt. Werknemer vordert bij dagvaarding in kort geding Yarden te veroordelen om het achterstallig loon ten bedrage van € 4.666 bruto te voldoen en daarnaast het salaris van € 2.333 bruto per maand te betalen totdat het dienstverband rechtsgeldig is geëindigd. Werknemer stelt dat hij weliswaar niet heeft gehandeld conform het vier-ogenprincipe, maar in de praktijk werd deze controle vanwege de grote drukte regelmatig niet uitgevoerd. Er is derhalve volgens werknemer geen dringende reden geweest voor het ontslag, zodat hij nog altijd recht heeft op loon. Bij de loonvordering stelt werknemer een spoedeisend belang te hebben omdat hij afhankelijk is van zijn salaris en dit niet meer ontvangt. Yarden stelt dat werknemer de controles niet goed heeft uitgevoerd, wat zou zijn ontdekt als hij zich gehouden hadaan het vier-ogenprincipe. Hierdoor heeft hij de zwaarste fout gemaakt die gemaakt kan worden.

Oordeel

Vooropgesteld wordt dat, nu het hier gaat om een loonvordering, de spoedeisendheid van de zaak gegeven is. Zowel Yarden als collega’s van werknemer hebben uitgebreid uiteengezet hoe gehandeld dient te worden volgens de van toepassing zijnde protocollen. Ook werknemer is, naar onweersproken vast is komen te staan, bekend met deze protocollen. Tevens is komen vast te staan dat hij op 27 januari 2021 in strijd heeft gehandeld met deze protocollen, door geen tweede medewerker in te schakelen. Werknemer stelt weliswaar dat als gevolg van drukte deze werkzaamheden met enige regelmaat door iemand alleen werden/worden verricht en dat later op de dag iemand de stukken als tweede medewerker aftekent en hij heeft die stelling onderbouwd met één verklaring van een collega, maar daar staan de verklaringen van Yarden en meerdere andere collega’s tegenover die het tegendeel beweren. Tegenover de met één verklaring onderbouwde stellingen van werknemer staan derhalve de talrijke verklaringen die Yarden heeft ingebracht. In rechte kan daarom niet worden vastgesteld dat de stellingen van werknemer kloppen en kan dus niet geoordeeld worden dat de vorderingen van werknemer in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat, vooruitlopend daarop, (gedeeltelijke) toewijzing van die vorderingen bij wijze van voorlopige voorziening reeds nu gerechtvaardigd is. Het vorenstaande leidt ertoe dat onvoldoende grond bestaat bij wijze van voorlopige voorziening te oordelen dat voldoende is komen vast te staan dat werknemer recht heeft op doorbetaling van loon. Dit brengt met zich dat de loonvordering en de daarmee samenhangende vorderingen niet toewijsbaar zijn.