Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 20 april 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:4129
Feiten
Floor Facility Services B.V. (Hierna: FFS) houdt zich bezig met het reinigen en onderhouden van vloeren, dieptereiniging, werkplekreiniging en bouwservices. Werknemer is op 1 februari 2019 bij haar in de functie van medewerker schoonmaakonderhoud vloeren I in dienst getreden. Deze dienstbetrekking is vanaf 20 mei 2020 gaan gelden voor onbepaalde tijd. Het betreft een min-maxcontract voor minimaal acht uren per vier weken. Bij brief van 28 december 2020 is werknemer als donderslag bij heldere hemel op staande voet ontslagen door de directeur van FFS, omdat hij ondanks waarschuwingen te laat zou zijn verschenen op het werk, omdat hij de bedrijfsbus voor privé zou hebben gebruikt en vanwege de diefstal op het werk van koper. Tijdens het gesprek daarover heeft FFS ter sprake gebracht dat zij hem met ingang van 1 januari 2021 als zzp’er in wilde huren voor het werk dat hij op basis van zijn arbeidsovereenkomst voor haar deed. Werknemer heeft hiermee ingestemd. Op 18, 21 en 29 januari 2021 en 1 en 18 februari 2021 heeft werknemer als zzp’er in de functie van werkplekreiniger voor FFS gewerkt. Bij brief d.d. 22 februari 2021 heeft de gemachtigde van werknemer aan FFS te kennen gegeven dat werknemer zich niet kon verenigen met het hem gegeven ontslag. FFS heeft niet op dat ontslag willen terugkomen. Werknemer berust in het hem gegeven ontslag, maar maakt aanspraak op de betaling van de transitievergoeding, een billijke vergoeding en de vergoeding wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsrelatie.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Het staat vast dat werknemer na zijn ontslag door FFS is ingehuurd als zzp’er voor de uitvoering van de werkzaamheden die hij tot zijn ontslag als werknemer voor FFS heeft uitgevoerd. Hieruit moet naar het oordeel van de kantonrechter worden afgeleid dat de redenen die FFS aan het ontslag van werknemer ten grondslag heeft gelegd (subjectief bezien) niet zodanig dringend waren dat dit het ontslag opstaande voet rechtvaardigt. Om die reden is hier geen sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet. Aangezien het ontslag niet rechtsgeldig is, kan werknemer, die in zijn ontslag heeft berust, jegens FFS aanspraak maken op de transitievergoeding en vergoeding als genoemd in artikel 7:672 lid 11 BW.
Billijke vergoeding
Het is voldoende aannemelijk dat werknemer in 2020 aanzienlijk te veel te laat is verschenen op het werk. Het is aannemelijk, zoals FFS heeft gesteld en werknemer niet voldoende heeft betwist, dat het te laat op het werk komen belastend is voor (onder meer) de collega’s van werknemer. Het is daarom aannemelijk dat FFS, indien zij werknemer niet op 28 december 2020 op staande voet zou hebben ontslagen, zich wegens het voortdurende verzuim van werknemer tot de kantonrechter zou hebben gewend met het verzoek om de arbeidsovereenkomst op (onder meer) deze grond te ontbinden en voorts, dat dit verzoek op die grond zou zijn toegewezen, zodanig dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen zou zijn geëindigd met ingang van 1 mei 2021. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, gelet op de vele waarschuwingen die werknemer in 2020 van FFS had ontvangen, geen voorafgaand verbetertraject noodzakelijk zou zijn geweest. De billijke vergoeding is, gelet op het gemiddelde loon van werknemer in de periode vanaf september tot en met november 2020 ad € 1.818,02 bruto per maand inclusief alle emolumenten, daarom te bepalen op een bedrag ad (afgerond) € 7.500, waarop de transitievergoeding ad € 1.264,59 en het door werknemer als zzp’er bij FFS verdiende bedrag ad € 487,40 in mindering zijn te brengen, zodat de billijke vergoeding per saldo is te bepalen op een bedrag van (afgerond) € 5.750 bruto.