Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 oktober 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:6058
Feiten
Werknemer is vanaf 1 juli 2019 in dienst van een Surinaams afhaalrestaurant als medewerker fastservice 2. Vanaf 22 april 2020 is werknemer ziek. Werknemer is in ieder geval in de periode van 14 december 2020 tot 26 januari 2021 onbereikbaar geweest voor de werkgever en de Arbodienst. In die periode heeft werkgever meermaals getracht om in contact te komen met werknemer. Omdat werknemer onbereikbaar was gedurende die periode, heeft werkgever werknemer bij brief van 26 januari 2021 op staande voet ontslagen. Op 19 februari 2021 heeft de voormalige gemachtigde van werknemer geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet. In die brief wordt ook melding gemaakt van een spoedopname op 30 december 2020 in het ziekenhuis in Paramaribo op de intensive care en dat hij eerst op 12 januari 2021 uit het ziekenhuis is ontslagen en toen zeker nog niet volledig hersteld was. Op de intensive care heeft werknemer niet de beschikking gehad over een telefoon. Werkgever heeft in zijn reactie van 8 maart 2021 werknemer er onder andere op gewezen dat werknemer ten tijde dat hij op de intensive care zou hebben gelegen en geen beschikking zou hebben gehad over zijn telefoon, hij wel diverse posts op sociale media heeft geplaatst. Werknemer verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en werknemer toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden. Subsidiair verzoekt werknemer werkgever te veroordelen tot betaling van het loon over de maand januari 2021, een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Zowel primair als subsidiair verzoekt werknemer werkgever te veroordelen in de kosten van de procedure. Werkgever is van mening dat werknemer niet ziek was of is. Hij is wekenlang niet bereikbaar geweest voor de werkgever, ook niet voor de Arbodienst. Hij is diverse keren gewaarschuwd en daarbij gewezen op de onaanvaardbaarheid van zijn gedrag, aldus werkgever. Werkgever verzoekt de kantonrechter dan ook dat werknemer wordt veroordeeld tot het vergoeden van de daadwerkelijk door werkgever gemaakte proceskosten op grond van misbruik van procesrecht en handelen in strijd met de waarheidsplicht door werknemer.
Oordeel
Werknemer is niet ter zitting verschenen, met als reden: ‘Geen advocaat’. Daarom heeft werkgever de kantonrechter bericht geen belang meer te hebben bij het voorwaardelijk tegenverzoek, maar het verzoek ter zake van de vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten wel te handhaven. De kantonrechter is van oordeel dat de proceskosten voor rekening van werknemer komen, nu hij zijn verzoekschrift heeft ingetrokken. Werkgever heeft verzocht om toekenning van de daadwerkelijk gemaakte kosten nu werknemer tegen beter weten in en met gebruikmaking van valselijk opgemaakte verklaringen geprobeerd heeft zijn gelijk in deze procedure te halen. Uit de jurisprudentie volgt dat een procespartij kan worden veroordeeld tot vergoeding van de werkelijk door de wederpartij gemaakte proceskosten in geval van bijzondere omstandigheden, waarbij met name moet worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Daarvan zal sprake zijn als de vordering (of het verweer) evident ongegrond is. Dat is het geval wanneer de vordering (of het verweer) is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de partij die zich daarvan bediende de onjuistheid kende, dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Met werkgever is de kantonrechter van oordeel dat het werknemer valt te verwijten dat hij zich beroept op een valse verklaring om een onjuiste voorstelling van zaken te creëren, hetgeen hem zeer kwalijk moet worden genomen. Werknemer heeft voorts feiten achtergehouden en stellingen gehandhaafd die met die feiten strijdig waren, en aldus gehandeld in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv. De conclusie moet dan ook zijn dat werknemer werkgever een bij voorbaat kansloze procedure heeft ingesleept, zodat het verzoek van werkgever om toekenning van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, kan worden toegewezen.