Naar boven ↑

Rechtspraak

Y/ X & Achmea Schadeverzekeringen N.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 1 oktober 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:6900
De (vriendschappelijke) verhouding tussen partijen en het ontbreken van specifieke afspraken over de invulling van de werkzaamheden wijzen er niet op dat Y zich bevond in een met werknemer vergelijkbare positie. Geen beoordeling aan de hand van artikel 7:658 lid 4 BW.

Feiten

X is een eenmanszaak en heeft geen personeel in dienst. Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van X. Op 17 februari 2015 is Y een ongeval overkomen terwijl zij deelnam aan een reis op een zeilschip van X. Y heeft bij het ongeval een traumatische dwarslaesie opgelopen. Bij exploot van 10 februari 2017 heeft Y X aansprakelijk gesteld voor de schade en gevolgen van het ongeval op het zeilschip van X. Bij e-mail van 15 februari 2017 heeft Achmea de aansprakelijkheid afgewezen. Bij exploot van 14 december 2018 is de eventuele toepasselijke verjaringstermijn gestuit. Y heeft de aansprakelijkheid bij brieven van 22 maart 2019 en 31 januari 2020 herhaald, waarop door Achmea afwijzend is gereageerd. Y vordert een verklaring voor recht dat X aansprakelijk is voor de schade die zij heeft geleden door de gebeurtenis van 17 februari 2015.

Oordeel

Partijen twisten over de vraag of de aansprakelijkheid moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 7:658 lid 4 BW, omdat Y zich in een met een werknemer vergelijkbare positie bevond tijdens de zeilreis, zoals Y stelt, of dat sprake is van een overeenkomst van personenvervoer over zee, zoals X stelt, in welk geval aansprakelijkheid moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 8:504 lid 5 BW. Tussen partijen staat vast dat Y deelnam aan de zeilreis in het kader van een door partijen zo genoemde “wederdienstachtige situatie”. Afgesproken is dat Y in februari 2015 tegen kost en inwoning meeging met een reeds geplande zeilreis en dat zij als tegenprestatie een promotiefilm zou maken voor X. Naar het oordeel van de kantonrechter lenen de omstandigheden van dit geval zich niet voor toepassing van artikel 7:658 lid 4 BW. Het maken van een promotiefilm ligt niet binnen de reikwijdte van de door X geëxploiteerde activiteiten. Verder kan niet gezegd worden dat sprake was van een situatie waarin X invloed had op de werkomstandigheden van Y en daarmee verband houdende veiligheidsrisico’s. De feitelijke (vriendschappelijke) verhouding tussen partijen en het – behalve elkaar verlenen van een wederdienst – ontbreken van specifieke afspraken over de invulling van de filmwerkzaamheden wijzen er niet op dat Y zich bevond in een met een werknemer vergelijkbare positie. Aldus zal moeten worden beoordeeld of het incident dat het letsel van Y heeft veroorzaakt is te wijten aan de schuld of de nalatigheid van X als schipper (art. 8:504 lid 5 BW). De kantonrechter is in dat kader, behoudens te leveren tegenbewijs, van oordeel dat het incident dat het letsel heeft veroorzaakt is te wijten aan schuld of nalatigheid van X als vervoerder, nu X geen andere koers is gaan varen om te hoge golven te omzeilen.