Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/J&L Vista B.V.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 25 oktober 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:9163
Werknemers willen hetzelfde betaald krijgen als de werknemers van de onderneming waar zij gewerkt hebben. Omdat werknemers wel bij maar niet ‘onder toezicht en leiding van’ die onderneming hebben gewerkt, is hun vordering door de kantonrechter afgewezen. Werknemers willen dat het hof alsnog hun loonvordering toewijst. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kantonrechter in stand kan blijven.

Feiten

J&L Vista B.V. (hierna: Vista) exploiteert een onderneming die zich richt op de productie-industrie. Zij verricht onder meer werkzaamheden (kwaliteitscontroles) voor auto-onderdelenfabrikant Mitsubishi Turbocharger and Engine Europe (hierna: MTEE). Werknemers zijn als algemeen medewerker bij Vista in dienst. Op of in de arbeidsovereenkomsten van de werknemers van Vista is geen cao van toepassing verklaard. Werknemers hebben ook werkzaamheden verricht in het bedrijfspand van MTEE. Op de werknemers die bij MTEE in loondienst zijn, is de cao Metalelektro van toepassing. Werknemers vorderen na eiswijziging een verklaring voor recht dat Vista kwalificeert als uitzendbureau en dat Vista op haar werknemers de cao voor uitzendkrachten en de daaruit volgende arbeidsvoorwaarden (met terugwerkende kracht) moet toepassen met veroordeling van Vista tot betaling van loon en toeslagen, vermeerderd met de maximale wettelijke verhoging en met de wettelijke rente. De kantonrechter heeft bij vonnis van 23 juni 2021 de vordering van werknemers afgewezen.

Oordeel

De vordering in hoger beroep; wijziging van eis en ontvankelijkheid 

Twee werknemers hebben bij memorie van grieven hun vordering gewijzigd in die zin dat aan hun loonvordering een subsidiaire vordering is toegevoegd, inhoudende dat Vista wordt veroordeeld tot betaling van loon dat gebaseerd moet zijn op de cao Metalelektro gedurende een periode van vijf jaar voorafgaand aan de dagvaarding van 8 mei 2020 onder aftrek van wat feitelijk is betaald. In de memorie van grieven is voorts met een beroep op goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW de grondslag van de vordering aangevuld. Ten opzichte van de vordering bij de kantonrechter is, gezien het voorgaande, de vordering in hoger beroep gewijzigd alsook de grondslag daarvan vermeerderd. Vista heeft tegen de wijziging van de vordering en de vermeerdering van grondslag als zodanig geen bezwaar geuit, die processueel op het juiste tijdstip heeft plaatsgevonden. Het hof ziet daar zelf ook geen bezwaar tegen, zodat de gewijzigde vordering zal worden beoordeeld. Het hof stelt vast dat de memorie van grieven niet mede namens de twee andere werknemers is genomen. Daarin is ook vermeld dat zij niet langer hoger beroep wensen in te stellen en zij zich als procespartij onttrekken. Het hof oordeelt op grond van artikel 250 lid 2 Rv dat deze werknemers procespartij zijn gebleven. Deze twee medewerkers worden wegens het ontbreken van voldoende gepreciseerde en onderbouwde klachten niet-ontvankelijk verklaard.

Toezicht en leiding van een derde?

Met betrekking tot de gevraagde verklaring voor recht staat de vraag centraal hoe het verrichten van de werkzaamheden van werknemers moet worden gekwalificeerd. Volgens werknemers is sprake van terbeschikkingstelling aan een derde, te weten MTEE, en werken onder toezicht en leiding van die derde in de zin van artikel 7:690 BW en artikel 8 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Omdat de werknemers van MTEE worden beloond conform de cao Metalelektro, willen zij dat ook. Volgens Vista is steeds sprake geweest van overeenkomsten van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 BW, ter uitvoering waarvan zij haar werknemers onder haar toezicht en leiding heeft laten werken. Daarom dient de vraag te wordenbeantwoord of er sprake is van werkgeversgezag van de opdrachtgever(s) van Vista over de werknemers van Vista dat zodanig is dat deze werknemers de arbeid verrichten onder toezicht en leiding van deze opdrachtgever(s) in de zin van artikel 7:690 BW en de Waadi. In hoger beroep is het debat of sprake is van toezicht en leiding beperkt tot (a) een betwisting van de erkenning door werknemers dat de teamleider van MTEE geen zeggenschap heeft, (b) de rol van Vista’s werknemers, (c) of en zo ja in welke mate instructies en opleiding door MTEE worden gegeven en (d) wie de benodigde bedrijfsmiddelen en gereedschappen en dergelijke ter beschikking stelt. Het hof oordeelt dat wat werknemers aan argumenten hebben aangevoerd, ieder op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien en voor zover al onderscheidend genoeg, niet de conclusie dragen dat er sprake is van toezicht en leiding van of door MTEE op hun werkzaamheden. Daarmee is er evenmin grond voor de conclusie dat er sprake is geweest van uitzending in de zin van artikel 7:690 BW dan wel van de toepasselijkheid van artikel 8 Waadi op de werkzaamheden van werknemers.

Gelijke beloning op grond van artikel 7:611 BW

Werknemers menen, voor het geval er geen sprake is van toepasselijkheid van de Waadi, dat aan hen op grond van goed werkgeverschap een op basis van de cao Metalelektro gebaseerd loon moet worden betaald. Naar het oordeel van het hof zien zij daarmee echter over het hoofd dat van gelijke werkzaamheden als die van de werknemers van MTEE geen sprake is, omdat als vaststaand heeft te gelden dat de controlewerkzaamheden afgebakend zijn, de laatste schakel zijn in het productieproces van MTEE, waarbij de werknemers van MTEE juist niet betrokken zijn, en juist onafhankelijk van MTEE en haar toeleveranciers moeten worden verricht. De gevorderde verklaringen voor recht zijn naar het oordeel van het hof niet toewijsbaar.

Loonvordering

Werknemers hebben in hoger beroep hun vordering tot betaling van huns inziens te weinig betaald loon gehandhaafd. Deze vordering is naar het oordeel van het hof wegens het ontbreken van een toereikende onderbouwing, niet toewijsbaar.