Rechtspraak
Hof van Justitie van de Europese Unie, 17 november 2022
ECLI:EU:C:2022:897
Feiten
Op 2 december 2019 heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken van Italië een vergelijkend onderzoek op basis van schriftelijke bewijsstukken en examens georganiseerd voor 120 commissarisposten bij de nationale politie. Overeenkomstig ministerieel besluit nr. 103/2018 hield blijkens de oproep tot kandidaatstelling een van de algemene voorwaarden om tot dat vergelijkend onderzoek te worden toegelaten in dat kandidaten minstens 18 jaar oud moesten zijn en de leeftijd van 30 jaar niet mochten hebben bereikt, onder voorbehoud van enkele bijzondere gevallen. VT heeft gesolliciteerd naar een commissarispost, maar is niet toegelaten omdat hij de leeftijd van 30 reeds had bereikt. Volgens VT is sprake van een verboden onderheid op grond van leeftijd.
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Objectieve rechtvaarding wegens fysieke functievereisten?
In de eerste plaats bepaalt artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG dat een verschil in behandeling dat berust op een kenmerk in verband met een van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde gronden, geen discriminatie vormt indien dat kenmerk wegens de aard van de specifieke beroepsactiviteiten in kwestie of de context waarin deze worden uitgevoerd een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem is en het vereiste evenredig aan dat doel is.
Uit deze bepaling blijkt dat niet de grond voor het verschil in behandeling, maar een met deze grond verband houdend kenmerk een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste moet vormen (HvJ EU 15 november 2016, Salaberria Sorondo, C-258/15, ECLI:EU:C:2016:873, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak). In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten een leeftijdsgebonden kenmerk is en dat taken die betrekking hebben op de bescherming van personen en goederen, de aanhouding en bewaking van daders van strafbare feiten alsook preventieve patrouilles, het gebruik van fysiek geweld kunnen vereisen. De aard van deze taken impliceert bijzondere fysieke geschiktheid, omdat fysieke tekortkomingen tijdens de uitvoering van die taken aanzienlijke gevolgen kunnen hebben, niet alleen voor de politieagenten zelf en voor derden, maar ook voor de handhaving van de openbare orde (zie in die zin HvJ EU 13 november 2014, Vital Pérez, C-416/13, ECLI:EU:C:2014:2371, punten 37, 39 en 40, en Salaberria Sorondo, punten 34 en 35). Hieruit volgt dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten voor het verrichten van politietaken zoals het beschermen van personen en goederen, het waarborgen van de vrije uitoefening van eenieders rechten en vrijheden alsook het waken over de veiligheid van de burgers, voor de uitoefening van het beroep van politieagent kan worden aangemerkt als een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste in de zin van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG (zie in die zin Salaberria Sorondo, punt 36).
Indien de verwijzende rechter constateert dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten – gelet op de taken die commissarissen bij de nationale politie daadwerkelijk plegen te verrichten – geen wezenlijk en bepalend beroepsvereiste in de zin van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG vormt, zal hij moeten oordelen dat deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 2 lid 2 van deze richtlijn, zich verzet tegen de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling. Constateert hij daarentegen dat het beschikken over bijzondere fysieke capaciteiten – gelet op die taken – een wezenlijk en bepalend beroepsvereiste in de zin van artikel 4 lid 1 van die richtlijn vormt, dan zal hij tevens moeten nagaan of de leeftijdsgrens in kwestie een legitiem doel nastreeft en evenredig is in de zin van die bepaling.
Uit rechtspraak van het HvJ EU volgt dat de verwijzende rechter met het oog op de vaststelling of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling een evenredig vereiste oplegt door te voorzien in een leeftijdsgrens van 30 jaar voor de deelname aan een vergelijkend onderzoek voor de indienstneming van politiecommissarissen, ten eerste zal moeten nagaan of de daadwerkelijk door die commissarissen verrichte taken voornamelijk operationele of uitvoerende taken zijn die bijzonder grote fysieke capaciteiten vereisen. Slechts als dat het geval is, kan die leeftijdsgrens immers worden geacht evenredig te zijn. Uit het verzoek om een prejudiciële beslissing lijkt evenwel te volgen dat commissarissen van de nationale politie dergelijke taken niet uitvoeren. Tevens is het bij de beoordeling of de in het hoofdgeding aan de orde zijnde regeling evenredig is, relevant dat – zoals de verwijzende rechter opmerkt – de fysieke eliminatietest die deel uitmaakt van het vergelijkend onderzoek in kwestie, een passende en minder beperkende maatregel zou kunnen vormen dan een leeftijdsgrens van 30 jaar.
Onder voorbehoud van verificatie door de verwijzende rechter blijkt de in artikel 3 lid 1 van wetgevend besluit nr. 334/2000 vastgestelde leeftijdsgrens van 30 jaar dan ook uit het oogpunt van artikel 4 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG een onevenredig vereiste te vormen voor zover de daadwerkelijk door commissarissen van de nationale politie verrichte taken bijzondere fysieke capaciteiten vereisen.
Objectieve rechtvaardiging ex artikel 6 Richtlijn 2000/78/EG
Gelet op een en ander dient op de prejudiciële vraag te worden geantwoord dat artikel 2 lid 2, artikel 4 lid 1 en artikel 6 lid 1 van Richtlijn 2000/78/EG, gelezen in het licht van artikel 21 van het Handvest, aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling waarin voor de deelname aan een vergelijkend onderzoek voor de indienstneming van politiecommissarissen een leeftijdsgrens van 30 jaar wordt vastgesteld, voor zover de daadwerkelijk door politiecommissarissen verrichte taken geen bijzondere fysieke capaciteiten vereisen of, indien dergelijke capaciteiten wel vereist zijn, voor zover blijkt dat die regeling weliswaar een legitieme doelstelling nastreeft, maar een onevenredig vereiste oplegt. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is.