Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Academisch Ziekenhuis Maastricht
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 26 april 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:2903
Er bestaat geen (wettelijke) grondslag om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen, nu de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geƫindigd.

Feiten

Werknemer is op grond van een aanstellingsbesluit per 1 april 2006 in dienst getreden van Academisch Ziekenhuis Maastricht (hierna: MUMC+). In de periode 2012-2022 heeft werknemer zich herhaaldelijk ongewenst gedragen. Zo heeft hij meermaals grensoverschrijdend gedrag jegens vrouwelijke collega’s vertoond, heeft hij een gezamenlijk wetenschappelijk artikel zonder toestemming ter publicatie ingediend en is meermaals geklaagd over de samenwerking met werknemer. In december 2022 zijn partijen tot een vaststellingsovereenkomst gekomen waarin zij elkaar over en weer finale kwijting hebben verleend, behoudens wat betreft een billijke vergoeding. MUMC+ heeft vervolgens alle bedragen waarop werknemer ingevolge de vaststellingsovereenkomst recht heeft voldaan, met uitzondering van de uitbetaling van vakantiedagen. Werknemer heeft MUMC+ daarop gesommeerd. MUMC+ heeft uiteindelijk de restantbedragen uitbetaald. Werknemer verzoekt onder meer toekenning van een billijke vergoeding, betaling van € 12.379,19 aan wettelijke verhoging als gevolg van te late betaling van de vakantiedagen en teruggave van diverse zaken.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Afdeling 9 titel 10 van Boek 7 BW biedt geen wettelijke grondslag om aan werknemer een billijke vergoeding toe te kennen ingeval de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd. Dat partijen met een uitzondering op de finale kwijting beoogd zouden hebben af te spreken dat werknemer via de rechter aanspraak zou kunnen maken op deze vergoeding, maakt dit niet anders. Ook op de gronden genoemd in artikel 7:686, 7:611 en 6:248 BW dan wel op grond van de Baijingsleer is geen vergoeding ‘wegens onterecht verlies van de arbeidsovereenkomst’ mogelijk. Hoewel de artikelen 7:686 jo. 7:611 BW de mogelijkheid bieden om aan werknemer een schadevergoeding toe te kennen in geval van slecht werkgeverschap, bieden zij geen alternatieve grondslag om alsnog aanspraak te maken op (een vergoeding gelijk aan) de billijke vergoeding. De billijke vergoeding kent namelijk een exclusieve wettelijke regeling. Bovendien kan slechts een billijke vergoeding worden toegekend, als het ernstig verwijtbaar handelen van werkgever heeft geleid tot het einde van de arbeidsovereenkomst en heeft werknemer nergens gesteld dat de vermeende verwijtbare gedragingen van MUMC+ hebben geleid tot (noodzakelijke) beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het beroep op het Baijings-arrest kan werknemer evenmin baten nu hij zich voor deze vergoeding op exact dezelfde feiten baseert als voor zijn verzoek om een billijke vergoeding en de vergoeding op dezelfde soort compensatie ziet die de billijke vergoeding biedt. Ook artikel 6:248 BW biedt – zonder nadere onderbouwing – geen soelaas. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat ook indien de arbeidsovereenkomst niet met wederzijds goedvinden zou zijn geëindigd, werknemer geen recht zou hebben op een billijke vergoeding, gelet op de ontoelaatbare wijze waarop hij zich tijdens zijn dienstverband heeft gedragen. Wel wordt het verzoek tot betaling van € 12.379,19 toegewezen. MUMC+ heeft alle in de vaststellingovereenkomst overeengekomen betalingen tijdig verricht, met uitzondering van de opgenomen vakantiedagen. De stelling dat de te late betaling van de vakantiedagen een administratieve fout van haar is geweest en de wettelijke verhoging tot nihil moet worden gematigd omdat werknemer bijna een maand gewacht heeft met de sommatie om zo een aanzienlijke wettelijke verhoging op te strijken, kan MUMC+ niet baten. Het is nou eenmaal de wettelijke verplichting van een werkgever om tijdig het loon te betalen. MUMC+ is tot slot ook gehouden de proefdiermonsters aan werknemer te retourneren maar niet de laboratoriumapparatuur, nu werknemer daar wel respectievelijk geen eigenaar van is.