Naar boven ↑

Rechtspraak

beuspromovendi/Academisch Ziekenhuis Groningen
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 2 mei 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:3701
Kwalificatie arbeidsovereenkomst. Beurspromovendi ontvangen een ‘beurs’ om promotieonderzoek te doen en op basis daarvan te promoveren. Het hof stelt eerst de, overeengekomen, wederzijdse rechten en verplichtingen vast. Op basis daarvan wordt geoordeeld dat sprake is van het gedurende zekere tijd verrichten van loonvormende arbeid in dienst van het UMCG, derhalve: een arbeidsovereenkomst.

Feiten

In de jaren 2016 tot en met 2018 is tussen de (individuele) beurspromovendi en het Academisch Ziekenhuis Groningen (hierna: UMCG) een overeenkomst gesloten over het uitvoeren van een promotieonderzoek bij het UMCG met als doel dat onderzoek af te ronden met een promotie. Zij ontvingen daartoe een beurs van het UMCG. In de overeenkomst is opgenomen dat partijen uitdrukkelijk niet beogen om een aanstelling dan wel een arbeidsovereenkomst aan te gaan. De vraag is of de verhouding tussen de beurspromovendi en het UMCG moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat van een arbeidsovereenkomst geen sprake is. In hoger beroep stellen de beurspromovendi zich op het standpunt dat wel sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de daarop gebaseerde vorderingen moeten worden toegewezen. Aan alle eisen voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is immers voldaan. Het UMCG stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de bestuursrechter in kracht van gewijsde is gegaan. De beurspromovendi stellen dat zij door de Wnra werknemers zijn geworden als gevolg van een omzetting die voortvloeit uit een ambtelijke aanstelling. De bestuursrechter heeft echter onherroepelijk geoordeeld dat de beurspromovendi geen ambtenaar waren. De uitspraak heeft in deze civiele zaak gezag van gewijsde. Bovendien kende het UMCG in de periode 2016-2018 niet de mogelijkheid werknemers in dienst te nemen op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. 

Oordeel

Volgens het hof is de verhouding tussen de beurspromovendi en het UMCG een arbeidsovereenkomst. Het verweer van het UMCG over het gezag van gewijsde wordt verworpen. Het hof beoordeelt op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad (in het bijzonder het Participatiewet-arrest en het arrest in de zaak Deliveroo) of aan fase 1 (de overeengekomen rechten en verplichtingen van partijen) en fase 2 (of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst) is voldaan. 

Fase 1

De wederzijdse rechten en verplichtingen zijn vastgelegd in de overeenkomst die door ieder van de beurspromovendi individueel is gesloten met het UMCG. 

Fase 2

De gesloten overeenkomst houdt als verplichting van de beurspromovendi in dat zij promotieonderzoek moeten verrichten en op basis daarvan moeten promoveren. Wat de beurspromovendi doen, past volledig binnen een van de kernactiviteiten van het UMCG: het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. De perioden waarin de beurspromovendi studieverplichtingen hadden, werden ter goedkeuring voorgelegd aan de promotor en vervolgens opgenomen in het TSP. Er is dus sprake van twee parallel lopende, maar gescheiden trajecten: studie (opleiding) en promotie (in hoofdzaak: arbeid). De beurspromovendi hebben zich verplicht tot het uitvoeren van een promotieonderzoek en het op basis daarvan promoveren. Daarmee wordt een van de kernactiviteiten van het UMCG verwezenlijkt. Het doorlopen van het MD/PhD-traject is gescheiden van het studietraject. Om al deze redenen is sprake van productieve arbeid ten behoeve van het UMCG gedurende zekere tijd, namelijk de duur van de gesloten overeenkomst. De beurspromovendi verrichten feitelijk loonvormende arbeid. De beurs wordt niet verstrekt gedurende de periodes dat de beurspromovendi zich als student moeten inschrijven en is juist nadrukkelijk niet aan de studie maar aan het promotietraject verbonden. De verstrekte beurs moet worden aangemerkt als een door het UMCG verschuldigde vergoeding voor de bedongen arbeid en is daarom loon in de zin van artikel 7:610 BW. Het UMCG is bevoegd dwingend aanwijzingen te geven met het oog op het gereed komen van het onderzoek en het proefschrift. Ook is het UMCG bevoegd bij gebrek aan voldoende voortgang de overeenkomst tussentijds op te zeggen en te bewerkstelligen dat de beurspromovendus niet kan promoveren en zijn inkomen kwijt raakt. Het hof oordeelt dat de arbeid die de beurspromovendi verrichten is ingebed in de organisatie van het UMCG. Het voorgaande maakt dat het UMCG feitelijk organisatorisch werkgeversgezag uitoefent. De beurspromovendi hebben derhalve een arbeidsovereenkomst. Het UMCG heeft onvoldoende onderbouwd dat de beurspromovendi geen arbeidsovereenkomst wensten. Met de beurspromovendi is een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Toelichting en bespreking van de individuele vorderingen van de beurspromovendi heeft nog niet of nauwelijks plaatsgevonden. De zaak wordt verwezen naar een andere rol en de beurspromovendi wordt de mogelijkheid gegeven om de grondslagen en berekeningen van hun individuele vorderingen toe te lichten.