Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkgever dient de verslechtering van het indexatieperspectief te compenseren.

Feiten

Werknemer is vanaf oktober 1982 tot zijn pensionering in 2012 in dienst geweest bij John Crane. Werknemer nam bij John Crane deel aan een collectieve pensioenregeling, een zogenoemde eindloonregeling. De uitvoering daarvan was ondergebracht bij de pensioenverzekeraar Zwitserleven. In het pensioenreglement is bepaald dat de werkgever de door de verzekeraar verleende kwantumkorting en winstaandelen in een bij de verzekeraar bestaand depot stort, waaraan periodiek koopsommen zullen worden onttrokken ter financiering van onder andere toeslagen op ingegane pensioenen. Werknemer is sinds 2012 met pensioen.

John Crane heeft de uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven beëindigd per 1 januari 2016, althans zij heeft de uitvoeringsovereenkomst na de overeengekomen looptijd van vijf jaren niet (stilzwijgend) voortgezet. Als gevolg hiervan heeft Zwitserleven aan werknemer bericht dat zij niet in staat is de pensioenen te indexeren.

In dit geding vordert werknemer, voor zover in cassatie van belang, veroordeling van John Crane om zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder en daartoe alle benodigde koopsommen en premies te betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie in enig jaar nodig is.

Het hof heeft John Crane veroordeeld zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder, en alle in dat kader benodigde koopsommen en premies te betalen aan die pensioenuitvoerder alsmede in de toekomst alle benodigde koopsommen en premies te betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie als bedoeld in artikel 16 van Pensioenreglement 2001 in enig jaar nodig is. Tevens heeft het hof geoordeeld dat de ingegane pensioenen van werknemer met ingang van 1 januari 2016 in dezelfde mate worden geïndexeerd als het geval zou zijn geweest indien John Crane vanaf 1 januari 2016 nog steeds een uitvoeringsovereenkomst had gehad met Zwitserleven.

Volgens John Crane heeft het hof hiermee ten onrechte een resultaatsverbintenis opgelegd, althans een meeromvattende verbintenis dan uit het voorwaardelijke recht op indexatie van werknemer volgt. Althans is dat oordeel onbegrijpelijk, omdat zonder nadere motivering niet valt in te zien waarom het voorwaardelijke recht op indexatie van werknemer zou nopen tot (onvoorwaardelijke) afspraken met een pensioenuitvoerder over indexatie van de pensioenuitkeringen van werknemer, waardoor op John Crane een meeromvattende verbintenis dan een inspanningsverbintenis zou zijn komen te rusten, aldus het onderdeel.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt.

Werkgever dient de verslechtering van het indexatieperspectief te compenseren

Deze onderdelen kunnen niet tot cassatie leiden omdat zij uitgaan van een onjuiste lezing van het bestreden arrest. Anders dan de onderdelen tot uitgangspunt nemen, heeft het hof niet aan John Crane een resultaatsverbintenis opgelegd ten aanzien van de indexering van de pensioenrechten van werknemer, en heeft het hof evenmin John Crane ertoe veroordeeld de pensioenuitkeringen van werknemer te indexeren. Het oordeel van het hof komt erop neer dat John Crane de vermindering van de kans op indexering (de verslechtering van het indexatieperspectief) moet compenseren, die het gevolg is van de wijzigingen per 1 januari 2016, waardoor toevoegingen aan de bestemmingsreserve (in de vorm van kwantumkortingen en winstdelingen) zijn verminderd of weggevallen. Daarmee heeft het hof niet het voorwaardelijke karakter van het in de pensioenovereenkomst opgenomen recht op indexering miskend. Het oordeel van het hof laat immers onverlet dat werknemer op grond van de pensioenovereenkomst slechts recht heeft op indexering voor zover de beschikbare middelen dit toelaten.