Naar boven ↑

Rechtspraak

XXX/Randstad Empleo c.s.
Hof van Justitie van de Europese Unie, 22 februari 2024
ECLI:EU:C:2024:156
Aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering inlener valt onder essentiele arbeidsvoorwaarden Uitzendrichtlijn en moet door uitlener worden nagekomen

Feiten

XXX heeft met ingang van 1 oktober 2016 een uitzendovereenkomst gesloten met Randstad Empleo, die hem ter beschikking heeft gesteld van Serveo Servicios voor de uitoefening van de functie van ervaren afhandelaar. Volgens die overeenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst inzake uitzendarbeid op die arbeidsverhouding van toepassing. Op 24 oktober 2016 heeft XXX tijdens deze terbeschikkingstelling een arbeidsongeval gehad. Op 21 november 2019 heeft Axa op grond van artikel 42 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake uitzendarbeid XXX een vergoeding van € 10.500 betaald wegens zijn volledige blijvende ongeschiktheid om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen. XXX is evenwel van mening dat hem uit dien hoofde op grond van artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de vervoersector een vergoeding van € 60.101,21 had moeten worden betaald. De rechter oordeelde dat deze vergoeding niet valt onder het begrip ‘bezoldiging’, maar een vrijwillige aanvullende loonuitkering is. De verwijzende rechter wenst in wezen te vernemen of artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2008/104/EG, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, onder f, ervan, aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling, zoals uitgelegd in de nationale rechtspraak, op grond waarvan de vergoeding waar uitzendkrachten aanspraak op kunnen maken wegens volledige blijvende ongeschiktheid om hun gebruikelijke beroep uit te oefenen als gevolg van een arbeidsongeval dat zich heeft voorgedaan bij de inlenende onderneming en dat heeft geleid tot de beëindiging van hun arbeidsverhouding als uitzendkracht, lager is dan de vergoeding waar die werknemers in dezelfde situatie en om dezelfde reden aanspraak op zouden kunnen maken indien zij rechtstreeks door die inlenende onderneming in dienst waren genomen om er gedurende dezelfde periode dezelfde functie te vervullen.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering inlener valt onder essentiële arbeidsvoorwaarden Uitzendrichtlijn

De door Richtlijn 2008/104/EG nagestreefde doelstellingen bieden dus steun aan de uitlegging van het begrip ‘bezoldiging’ in de zin van artikel 3, lid 1, onder f, ii, van die richtlijn als ‘essentiële arbeidsvoorwaarde’ in de zin van artikel 5, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn, volgens welke dat begrip een vergoeding omvat waar een uitzendkracht aanspraak op kan maken wegens volledige blijvende ongeschiktheid om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen als gevolg van een arbeidsongeval dat zich heeft voorgedaan bij de inlenende onderneming.

Aan die uitlegging kan – anders dan de Spaanse regering in wezen stelt – niet worden afgedaan door het feit dat een dergelijke vergoeding wordt betaald na de beëindiging van de arbeidsverhouding als uitzendkracht of door het feit dat die vergoeding uitsluitend zou voortvloeien uit de verklaring van volledige blijvende arbeidsongeschiktheid van de betrokken uitzendkracht en dus uit de beëindiging van zijn arbeidsverhouding.Ten eerste moet immers worden verduidelijkt dat de omstandigheid dat de betrokken vergoeding na de beëindiging van de arbeidsverhouding wordt betaald, niet uitsluit dat zij een bezoldiging kan vormen in de zin van artikel 3, lid 1, onder f), ii), van richtlijn 2008/104 (zie naar analogie HvJ EU 8 mei 2019, Praxair MRC, C-486/18, ECLI:EU:C:2019:379, punt 70).

Ten tweede zij eraan herinnerd dat een uitlegging van het begrip ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ die inhoudt dat artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2008/104/EG niet van toepassing is op de vergoeding die een werkgever moet betalen aan een uitzendkracht louter omdat die vergoeding verband houdt met de beëindiging van diens arbeidsverhouding, in strijd zou zijn zowel met de context van die bepaling als met de doelstellingen van die richtlijn (zie in die zin HvJ EU 12 mei 2022, Luso Temp, C-426/20, ECLI:EU:C:2022:373, punten 39 en 45). Bovendien moet worden vastgesteld dat het in het hoofdgeding aan de orde zijnde arbeidsongeval dat aan de basis ligt van de volledige blijvende ongeschiktheid van XXX om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen, blijkens het dossier waarover het Hof beschikt heeft plaatsgevonden ‘[tijdens] de [...] opdracht bij [de] inlenende onderneming’ in de zin van artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2008/104/EG, zodat niet kan worden aanvaard dat de wegens die arbeidsongeschiktheid betaalde vergoeding uitsluitend is terug te voeren op de beëindiging van de arbeidsverhouding van XXX.

Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat een vergoeding die aan een uitzendkracht verschuldigd is wegens zijn volledige blijvende ongeschiktheid om zijn gebruikelijke beroep uit te oefenen als gevolg van een arbeidsongeval dat zich heeft voorgedaan bij de inlenende onderneming en dat heeft geleid tot de beëindiging van zijn arbeidsverhouding als uitzendkracht, valt onder het begrip ‘essentiële arbeidsvoorwaarden’ in de zin van artikel 5, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2008/104/EG, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, onder f van die richtlijn.