Feiten

Werkneemster is op 1 juni 2021 voor bepaalde tijd (één jaar) in dienst getreden van Eiffel B.V. (hierna: Eiffel) in de functie van consultant. Van het begin af aan loopt zij aan tegen arbeidsvoorwaardelijke en inhoudelijke punten, zoals de werkdruk. In juli 2021 start zij op eigen initiatief een onderzoek naar haar werkzaamheden en de tijd die daarvoor staat, bezien in het licht van de beschikbare werktijd. Haar bevindingen heeft zij met X gedeeld. X laat weten dat Y contact op zal nemen om tot een goede oplossing te komen. Vervolgens bespreekt werkneemster haar bevindingen met Z.  Z bedankt haar voor haar uitzoekwerk en geeft aan dat haar bevindingen als input zullen worden gebruikt voor verbetering. Op 11 december 2021 is werkneemster met een 7 beoordeeld. Op het evaluatieformulier staat dat de samenwerking met werkneemster aan het begin wat stroef verliep, maar dat zij nu naar verwachting functioneert zij het dat zij nog enkele verbeterpunten heeft. In maart neemt werkneemster contact op met de vertrouwenspersoon van Eiffel om melding van misstanden te doen. Terwijl wordt geprobeerd een gesprek in te plannen, wordt aan werkneemster medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Op 26 april vindt uiteindelijk een gesprek plaats en deelt werkneemster een document met daarin de vermeende misstanden binnen Eiffel. Partijen onderhandelen over een vaststellingsovereenkomst, maar worden het niet eens. Eind mei worden de bevindingen ten aanzien van de klachten van werkneemster met haar gedeeld, waarop zij aangeeft haar klachten in tweede aanleg te willen voorleggen. De conclusie van het rapport van de klachtencommissie luidt dat sommige algemene klachten zijn opgepakt, maar dat de gestelde benadeling bij gebrek aan onderbouwing niet is komen vast te staan. Volgens werkneemster is het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen. Zij verzoekt een billijke vergoeding en schadevergoeding. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen.

Oordeel

Het hof oordeelt als volgt. Werkneemster heeft het merendeel van haar officiële klachten reeds in augustus 2021 met X gedeeld en X en Y hebben aantoonbaar vervolg gegeven aan die klachten. Onvoldoende onderbouwd is verder dat werkneemster een slechtere beoordeling heeft gekregen vanwege haar klachten en meldingen. Zij heeft namelijk een goede beoordeling en krijgt zowel complimenten als niet weersproken verbeterpunten. Dat werkneemster vervolgens door het stellen van kritische vragen geen overnamedossiers meer heeft gekregen terwijl partijen dit wel hadden afgesproken, is ook niet vast komen te staan. Tot slot gaat het hof niet mee in het betoog dat Eiffel de arbeidsovereenkomst niet heeft verlengd met de wetenschap dat werkneemster melding ging doen van misstanden. De personen die daarover gingen waren daar immers niet mee bekend, zo hebben zij in eerste aanleg getuigd. Bovendien is het niet verlengen gelegen in het inhoudelijk functioneren van werkneemster. De punten die Eiffel noemt, zijn ook terug te zien in de beoordeling van werkneemster. Volgens het hof bestaat er aldus geen causaal verband tussen de melding die werkneemster wilde doen en het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Dat werkneemster is benadeeld door haar meldingen, Eiffel heeft toegezegd om te verlengen en dat onvoldoende vervolg is gegeven aan de meldingen is niet komen vast te staan. Eiffel heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld. Tot slot heeft werkneemster geen recht op schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap. Niet is vast komen te staan dat Eiffel zich na de aanzegging negatief over werkneemster heeft uitgelaten als gevolg waarvan potentiële werkgevers zijn afgehaakt. De vorderingen worden afgewezen.