Naar boven ↑

Rechtspraak

Artikel 17eb Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) dwingt werkgever tot bewijs van tegendeel en niet slechts ontzenuwen van causaal verband tussen melding en maatregel.

Feiten

Werknemer (geboren 1970) is per 1 januari 2021 in dienst getreden bij de Omgevingsdienst IJsselland (hierna: de Omgevingsdienst) als juridisch adviseur. Nadat werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had gekregen, ontstond een conflict met zijn leidinggevende over de arbeidsvoorwaarden van werknemer en kort daarna ook met een aantal collega’s. Werknemer heeft vervolgens meermaals klachten ingediend over collega’s, zowel intern als extern. Ook heeft hij meermaals gedreigd aangifte te doen bij Justitie. Het is partijen niet gelukt de problemen uit te praten en werknemer weigerde mee te werken aan mediation. Op 24 juni 2022 stuurde werknemer wederom meerdere klachten naar de Omgevingsdienst, nu ook over het functioneren van de directeur. Op 5 juli 2022 is werknemer met onmiddellijke ingang geschorst. Blijkens de schorsingsbrief zijn de reeks klachten van 24 juni 2022 de druppel die de emmer heeft doen overlopen. Op 6 juli 2022 publiceerde De Stentor een (eerste) artikel over ‘een angstcultuur en gesjoemel met regels en geld’ bij de Omgevingsdienst. Daarin stond ook dat medewerkers van de Omgevingsdienst een melding hadden gedaan bij het Huis voor Klokkenluiders (hierna: het HvK). Op 15 juli 2022 heeft het HvK de Omgevingsdienst in kennis gesteld van een op 13 april 2022 ontvangen melding over mogelijke misstanden bij de Omgevingsdienst. Eind augustus is een verkenner ingeschakeld om te onderzoeken of er nog een oplossingsrichting was voor partijen. Die is niet gevonden, anders dan afscheid nemen van elkaar. Het OM stelde de Omgevingsdienst op 1 december 2022 in kennis van een door werknemer gedane aangifte tegen de manager bedrijfsvoering. Ook schreef het OM dat werknemer een melding zou hebben gedaan bij het HvK. De Omgevingsdienst heeft op 22 december 2022 een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter. In januari 2023 heeft het HvK aan de werknemer laten weten dat op basis van zijn informatie sprake is van een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1 lid 1 aanhef en onder d Wet Huis voor klokkenluiders (oud) en hem gewezen op het benadelingsverbod van art. 7:658c (oud) BW. In december 2023 heeft het HvK zijn onderzoeksrapport gepubliceerd. De conclusie daarvan luidt kort gezegd dat bij de Omgevingsdienst sprake was van een misstand door belangenverstrengeling bij inhuur van personeel, waarbij bovendien aanbestedingsregels zijn overtreden en integriteitsverklaringen ontbraken. De Omgevingsdienst heeft verzocht de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, althans wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2023. Volgens de kantonrechter hield het ontbindingsverzoek verband met feiten en omstandigheden die voor de melding van de misstand hadden plaatsgevonden. Bijgevolg is geen sprake van een benadelingshandeling. Het hof oordeelde in gelijke zin. 

In cassatie klaagt werknemer dat het hof de bewijslastomkering van artikel 17eb Wet bescherming klokkenluiders heeft miskend omdat het is uitgegaan van een 'ontzenuwing' in plaats van omkering van de bewijslast. 

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. 

Artikel 17eb Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) dwingt werkgever tot bewijs van tegendeel en niet slechts ontzenuwen van causaal verband tussen melding en maatregel

Uit meerdere passages in de wetsgeschiedenis van artikel 17eb Wbk volgt dat de wetgever heeft bedoeld dat tegenover het wettelijk vermoeden dat de benadeling een gevolg was van de melding of openbaarmaking (hierna kortweg: melding), de werkgever die de benadelende maatregel heeft genomen, moet aantonen dat de benadeling geen gevolg is van de melding (ontbreken van causaal verband), en dat het daarom aan hem is om aan te tonen dat de benadeling op andere gronden dan de melding heeft plaatsgevonden. Deze bedoeling van de wetgever is in overeenstemming met overweging 93 en artikel 21 lid 5 van de Klokkenluidersrichtlijn, en strookt met de met die richtlijn en de Wbk beoogde versterking van de rechtspositie van klokkenluiders. De in artikel 17eb Wbk neergelegde bewijsregel moet daarom zo worden uitgelegd dat de werkgever voor de weerlegging van het wettelijk vermoeden niet kan volstaan met het ontzenuwen van het vermoeden van causaal verband tussen melding en maatregel, maar dat hij het tegendeel moet aantonen. Hieraan doet niet af dat in de wetsgeschiedenis van artikel 17eb Wbk in dit verband ook het begrip ‘ontzenuwen’ is gebruikt.

Ontbindingsgrondslag voor melding (en impliciete erkenning werknemer) leiden tot tegenbewijs van causaal verband

De kantonrechter heeft overwogen dat het aan de Omgevingsdienst is om te bewijzen dat er geen causaal verband bestaat tussen de melding en het ontbindingsverzoek, en dat de Omgevingsdienst in dat bewijs is geslaagd aangezien de gedragingen van de werknemer die de Omgevingsdienst aan het ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dateren van ruim voor de datum van de melding en geen verband kunnen houden met de melding. Het hof heeft overwogen dat de werknemer erkent dat de Omgevingsdienst pas wist dat de werknemer klokkenluider was nadat de Omgevingsdienst al concrete stappen had gezet om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de Omgevingsdienst het vermoeden van causaal verband heeft weerlegd. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat er geen causaal verband is tussen de melding en de gestelde benadeling. Daarmee heeft het hof kennelijk geoordeeld dat de Omgevingsdienst het vermoeden van causaal verband tussen de melding en het ontbindingsverzoek heeft weerlegd doordat hij heeft aangetoond dat het ontbindingsverzoek op andere gronden dan de melding heeft plaatsgevonden. Dit oordeel van het hof komt erop neer dat de Omgevingsdienst niet heeft volstaan met het ontzenuwen van het vermoeden dat er causaal verband bestaat tussen de melding en het ontbindingsverzoek, maar dat hij het tegendeel heeft aangetoond. De klacht kan dus niet tot cassatie leiden omdat zij berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest.