Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 3 oktober 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:8083
werknemer/Coöperatie Coöperatieve Handelsvereniging U.A.
Feiten
Werknemer is op 1 juni 2017 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij de Coöperatie Coöperatieve Handelsvereniging U.A. (hierna: U.A.) in de functie van commercieel verkoper binnendienst. In de arbeidsovereenkomst is een proeftijd voor de duur van twee maanden overeengekomen. Ook is in de arbeidsovereenkomst zowel een non-concurrentiebeding als een boetebeding opgenomen. Bij e-mail van 27 juni 2017 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst binnen de proeftijd opgezegd. Op 29 juni 2017 heeft U.A. aan werknemer medegedeeld dat de voornoemde bedingen, ook na opzegging tijdens de proeftijd, onverkort blijven gelden. Per 1 juli 2017 is eiser in dienst getreden bij Technische Unie, een concurrent van U.A. die in hetzelfde gebied zijn onderneming drijft. Werknemer vordert thans onmiddellijke schorsing van de werking van het non-concurrentiebeding.
Oordeel
Non-concurrentiebeding rechtsgeldig
De kantonrechter stelt voorop dat sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen non-concurrentiebeding en dat werknemer desondanks van mening is dat hij hier niet aan gehouden kan worden omdat de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd is opgezegd. De kantonrechter verwerpt deze stelling en oordeelt als volgt. De omstandigheid dat een arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd wordt beëindigd, doet niet af aan de geldigheid van een overeengekomen non-concurrentiebeding, aangezien een werknemer tijdens de proeftijd bedrijfsgevoelige kennis kan opdoen waardoor de belangen van de werkgever kunnen worden geschaad. Daar komt bij dat werknemer er zelf voor heeft gekozen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en daarop aansluitend bij Technische Unie in dienst te treden. Voorts komt ook betekenis toe aan de omstandigheid dat werknemer vóór zijn indiensttreding bij Technische Unie door U.A. is gewaarschuwd dat hij aan het non-concurrentiebeding zal worden gehouden.
Instandhouding non-concurrentiebeding niet onredelijk
Werknemer voert aan dat het onredelijk is om hem aan het non-concurrentiebeding te houden, omdat hij bij Technische Unie betere doorgroeimogelijkheden heeft. De kantonrechter overweegt in dit verband dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat de overstap naar Technische Unie van een dusdanig groot belang was dat hij om die reden niet aan het beding mag worden gehouden. Dat de doorgroeimogelijkheden beter zijn dan bij U.A., is niet aannemelijk geworden nu U.A. heeft aangevoerd dat werknemer deze mogelijkheden ook bij haar had. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen deze omstandigheden niet aan de geldigheid van het concurrentiebeding afdoen. Dat U.A. een relatief klein bedrijf is en werknemer zich in een grotere organisatie als Technische Unie meer op zijn gemak voelt, maakt dit oordeel niet anders. Bovendien is dit een omstandigheid die van tevoren bekend was bij werknemer.
Matiging duur van non-concurrentiebeding op grond van redelijkheid en billijkheid
De kantonrechter oordeelt voorts dat de duur van het non-concurrentiebeding van een jaar op grond van de redelijkheid en billijkheid zal worden beperkt tot drie maanden, omdat in het onderhavige geval sprake is van een zeer kort dienstverband. Hierbij is van belang dat U.A. bekend was met het feit dat het werknemer ook was toegestaan om tijdens de proeftijd op ieder moment de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Om deze reden had U.A. dan ook rekening moeten houden met het risico dat het vroegtijdig delen van bedrijfsgevoelige informatie met zich brengt.