Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Johann Rohrer Netherlands BV
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 18 augustus 2017
ECLI:NL:RBROT:2017:6371

werknemer/Johann Rohrer Netherlands BV

Werkgeversaansprakelijkheid. Arbeidsongeval. Beoordeling diverse gevorderde schadeposten. Voordeelstoerekening.

Feiten

Werknemer is in dienst bij Johann Rohrer Netherlands BV (hierna: Rohrer). Werknemer heeft blijvend letsel opgelopen na een arbeidsongeval en heeft Rohrer aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade. Bij vonnis van 11 november 2016 heeft de kantonrechter reeds overwogen dat Rohrer op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is en dat zij de door werknemer geleden schade aan hem dient te vergoeden. Ook heeft de kantonrechter overwogen dat de schade in beginsel concreet dient te worden berekend en dat het inschakelen van een arbeidsdeskundige voor een nader onderzoek dan wel enig ander onderzoek voor de vaststelling van de schade niet noodzakelijk is.

Oordeel

Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van Rohrer dat de schade door werknemer onvoldoende is onderbouwd te laat is opgeworpen. Er is sprake van rechtsverwerking. Ten aanzien hiervan wordt als volgt overwogen. Uitgangspunt is dat enkel tijdsverloop geen toereikende grond oplevert voor het aannemen van rechtsverwerking. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard ingeval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken. Niet gesteld of gebleken is dat er in het onderhavige geval sprake is van dergelijke omstandigheden. Het enkele feit dat Rohrer nooit inhoudelijk tegen de gevorderde schadeposten en de hoogte daarvan heeft geprotesteerd maakt dat niet anders. Het beroep op rechtsverwerking wordt dan ook verworpen. Hierna wordt overgegaan tot beoordeling van de diverse gevorderde schadeposten.

Kosten voor behandeling en genezing

Hoewel werknemer niet met nadere stukken de kosten voor behandeling en genezing heeft onderbouwd, is het aannemelijk dat werknemer vanwege het ongeval wel extra kosten voor behandeling en genezing heeft moeten maken. Deze schadepost wordt dan ex aeqeo et bono op € 750 begroot.

Kosten huishoudelijke hulp

Uit diverse rapportages blijkt dat werknemer blijvende beperkingen heeft aan zijn rechterhand door het ongeval. Met name zijn de fijn-motorische handelingen afgenomen. Het is derhalve aannemelijk dat werknemer de eerste periode na het ongeval geen huishoudelijke werkzaamheden kon verrichten en dat hij hulp nodig had bij zijn eigen verzorging en bij huishoudelijke werkzaamheden. Dat hij – nadat hij per 23 november 2010 weer fulltime aan het werk is gegaan – nog beperkt is in zijn huishouden, is niet aannemelijk. Voor de berekening van de schade zal aansluiting worden gezocht bij de Richtlijn Huishoudelijke hulp van de Letselschaderaad. Uitgegaan wordt van een normbedrag van € 120, zodat er over de periode 9 augustus 2010 tot 23 november 2010 een bedrag van (15 x 120) = € 1.800 toewijsbaar is.

Schade wegens verlies zelfredzaamheid

Dat werknemer door het ongeval enige beperkingen ondervindt bij werkzaamheden in zijn eigen woning is aannemelijk. Werknemer heeft echter nagelaten aan te geven bij welke specifieke taken hij beperkingen ondervindt en dat hij die betreffende werkzaamheden zonder ongeval zelf zou hebben uitgevoerd. Ten aanzien van de zelfwerkzaamheid geldt hetzelfde als bij de kosten voor huishoudelijke hulp. Uitgaande van het normbedrag van de Letselschaderaad is een bedrag van € 189 (0,7 x normbedrag van € 270) over de eerste periode na het ongeval toewijsbaar.

Schade wegens verlies arbeidsvermogen

Vanaf 23 november 2010 heeft werknemer weer zijn werkzaamheden als hogedrukspuiter/machinist opgepakt. Hij heeft onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden voor gemiste overuren. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.

Immateriële schade

Er is thans sprake van een medische eindsituatie en van blijvend letsel. Werknemer heeft beperkingen aan zijn hand. Hij houdt mobiliteitsbeperkingen aan de hand en de vingers waarbij het maken van een vuist en de grijpfunctie beperkt blijven. Ook blijft er sprake van krachtsvermindering van de aangetaste hand. De wijs- en middelvinger kunnen niet volledig buigen en de toppen van deze vingers zijn pijnlijk en gevoelig. Werknemer is overigens rechts dominant. Rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval acht de kantonrechter een smartengeld van € 5.000 toewijsbaar.

Voordeelstoerekening

Vast staat dat werknemer uit hoofde van de ongevallenverzekering een bedrag van Rohrer heeft ontvangen. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van dat bedrag en het antwoord op de vraag of dit bedrag al dan niet in aanmerking komt voor verrekening. Bij conclusie van antwoord heeft Rohrer stukken overgelegd waaruit blijkt dat werknemer een bedrag van € 5.708,06 netto van de verzekeraar heeft ontvangen. Werknemer heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat hiervan wordt uitgegaan. Uitgaande van de nieuwe maatstaf die de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:1483) hanteert, is de kantonrechter van oordeel dat het beroep op voordeelstoerekening van Rohrer slaagt. Werknemer heeft uit hoofde van de ongevallenverzekering, die Rohrer vrijwillig (onverplicht) heeft afgesloten ten behoeve van haar personeel, een bedrag van € 5.708,06 netto in 2012 ontvangen. Dit bedrag zou hij niet hebben ontvangen, indien er geen bedrijfsongeval zou hebben plaatsgevonden. Thans vordert werknemer schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW. Dit betekent dat er zowel sprake is van conditio sine qua non-verband als van voordeel, omdat dezelfde schade (door de verzekeraar én de werkgever) wordt vergoed. Nu vaststaat dat er een bedrag van € 5.708,06 aan sommenverzekering reeds aan werknemer is uitgekeerd, dient dit bedrag in mindering te komen op het toewijsbare schadebedrag.