Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Telrol B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22 september 2017
ECLI:NL:RBAMS:2017:7586

werknemer/Telrol B.V.

Uitleg vaststellingsovereenkomst met managing director overeenkomstig Haviltex-criterium. Uitleg beding in de vaststellingsovereenkomst vereist nader feitenonderzoek en mogelijk bewijslevering waartoe een kort geding zich niet leent.

Feiten

Werknemer is van 1 september 1997 tot 1 februari 2017 in dienst geweest van Telrol, laatstelijk in de functie van managing director, tevens statutair bestuurder. Op 1 februari 2017 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Werknemer had ingevolge de arbeidsovereenkomst over het jaar 2015 recht op een bonus van € 165.000 bruto. Werknemer heeft over het jaar 2015 als bonus een aandelenpakket ontvangen dat een waarde vertegenwoordigde van (toen) € 165.000 netto. Vast staat dat over dit aandelenpakket geen belasting is afgedragen. Ingevolge de vaststellingsovereenkomst had werknemer recht op een beëindigingsvergoeding van € 207.000 bruto, waarvan een bedrag van € 50.000 bruto in depot wordt gehouden door Telrol als zekerheid voor eventuele claims. Het resterende gedeelte van de vergoeding ten bedrage van € 157.000 bruto zou in negen termijnen worden betaald, waarvan de eerste verviel op 1 februari 2017 en de laatste op 1 oktober 2017. Volgens de eigen berekening van Telrol is zij uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst tot en met oktober 2017 een bedrag van € 167.154 bruto verschuldigd aan werknemer, bestaande uit de beëindigingsvergoeding van € 157.000 bruto en twaalf niet genoten vakantiedagen ter waarde van € 10.154 bruto. Hiervan is ten tijde van het wijzen van het onderhavige vonnis betaald een bedrag van € 54.823,35 netto. Werknemer vordert onder meer Telrol te veroordelen tot betaling van het resterende gedeelte van de beëindigingsvergoeding, alsmede van de twaalf niet genoten vakantiedagen vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. In reconventie vordert Telrol onder meer om werknemer te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 55.595,46.

Oordeel

In conventie

Uit hetgeen is overwogen, volgt dat werknemer per 1 oktober 2017 opeisbaar te vorderen heeft van Telrol een bedrag gelijk aan het bruto equivalent van € 30.204,54 netto. In beginsel is de in conventie gevorderde hoofdsom tot dit bedrag toewijsbaar. Voor zover Telrol bij wege van verweer in conventie een beroep heeft gedaan op haar recht tot verrekening met een vordering die zij stelt te hebben op werknemer wegens naleving van de vaststellingsovereenkomst en/of onverschuldigde betaling, strandt dit op het feit dat deze tegenvordering betwist wordt en de gegrondheid hiervan niet eenvoudig is vast te stellen (art. 6:136 BW) hetgeen voortvloeit uit na te noemen overwegingen in reconventie. Geen verweer is gevoerd tegen de gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente over de niet betaalde vakantiedagen. De kantonrechter acht termen aanwezig om de wettelijke verhoging ten aanzien van de niet betaalde vakantiedagen te matigen tot 25%.

In reconventie

Telrol stelt als grondslag voor haar tegeneis dat zij een vordering heeft op werknemer uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en dat zij gerechtigd is deze vordering te verrekenen met het bedrag dat zij nog aan werknemer verschuldigd is. Subsidiair stelt Telrol dat sprake is van onverschuldigde betaling. Ter toelichting hierop stelt Telrol het volgende. Doordat werknemer een pakket aandelen ter waarde van € 165.000 is toegekend, heeft werknemer deze bonus niet bruto maar netto ontvangen. Over dit bedrag van € 165.000 is geen loonbelasting afgedragen en evenmin heeft werknemer dit via de eigen aangifte inkomstenbelasting gecorrigeerd. Telrol stelt dat uit artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst volgt dat werknemer een garantie heeft afgegeven voor het feit dat ‘correcte’ belastingaangiften zijn ingediend tot de ‘bedragen die betaald zijn uit hoofde van de arbeidsovereenkomst’. Telrol stelt voorts dat, nu deze garantie expliciet is neergelegd in artikel 13, de in artikel 15 opgenomen finale kwijting niet ziet op deze aanspraak. Werknemer stelt dat de afdracht van loonbelasting een werkgeversverplichting is, dat hem bij toekenning van het aandelenpakket de waarde daarvan in bruto of netto opzicht niet bekend was, en dat hem eerder aandelen zijn toegekend waarbij de belastingafdracht nooit ter sprake is gebracht. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Partijen houdt in reconventie verdeeld de vraag hoe de artikelen 13 en 15 van de vaststellingsovereenkomst moeten worden uitgelegd. Deze uitleg dient niet alleen plaats te vinden aan de hand van de bewoordingen van het artikel, maar ook op basis van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Artikel 15 van de vaststellingsovereenkomst dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aldus te worden uitgelegd dat van de finale kwijting worden uitgezonderd de (eventuele) aanspraken die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst (en waarover dus is onderhandeld). De vraag naar uitleg van artikel 13 van de vaststellingsovereenkomst laat zich naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet beantwoorden zonder nadere bewijslevering, waartoe het onderhavige kort geding zich niet leent. Tegen deze achtergrond kan thans niet worden gesteld dat de vordering van Telrol in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat hierop bij wege van een spoedvoorziening vooruit gelopen dient te worden. De vordering in reconventie zal derhalve worden afgewezen.