Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 7 november 2017
ECLI:NL:GHARL:2017:9686
werknemer/Autoschat Tietjerk B.V.
Feiten
Werknemer is op 23 september 2002 bij Autoschat in dienst getreden in de functie van verkoper. Bij beslissing van 29 april 2014 heeft het UWV aan Autoschat toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen, onder de voorwaarde dat Autoschat binnen 26 weken na bekendmaking ervan geen werknemer in dienst neemt voor werkzaamheden van dezelfde aard, als zij niet eerst werknemer in de gelegenheid heeft gesteld om de werkzaamheden op de gebruikelijke voorwaarden te hervatten. Werknemer heeft in eerste aanleg gevorderd een verklaring voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Autoschat kennelijk onredelijk is en veroordeling van Autoschat tot betaling van een schadevergoeding van € 135.930. De kantonrechter heeft bij vonnis van 1 maart 2016 de vorderingen van werknemer afgewezen.
Oordeel
In zijn grieven en de daarop gegeven toelichtingen stelt werknemer twee kwesties centraal: (a) is het ontslag gegeven op grond van een valse of voorgewende reden (grieven I tot en met IV) en (b) zijn de gevolgen van het ontslag voor werknemer te ernstig in vergelijking met het belang daarbij van Autoschat (grief V)? Het hof stelt vast dat Autoschat in haar ontslagaanvraag niet heeft doen voorkomen dat de werkzaamheden van werknemer (geheel) zouden komen te vervallen; zij heeft aangevoerd dat de na het ontslag van werknemer resterende verkoopwerkzaamheden verricht zouden gaan worden door B zelf, zo nodig bijgestaan door (onbetaalde) familieleden. Daarbij rust op werknemer de stelplicht en de bewijslast dat zijn functie niet is komen te vervallen. Het hof legt de beslissing van het UWV zo uit dat Autoschat de werkzaamheden van werknemer – waarvan vaststond dat die werkzaamheden als zodanig wel (gedeeltelijk) bleven bestaan – mocht herverdelen over andere personen, zolang voor de uitvoering van die (resterende) werkzaamheden maar geen nieuwe betaalde kracht(en) zou(den) worden aangetrokken, of niet een van de andere werknemers die werkzaamheden integraal zou overnemen. Werknemer heeft naar het oordeel van het hof niet voldaan aan zijn stelplicht waar het betreft zijn stelling dat sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag omdat Autoschat als valse of voorgewende reden heeft doen voorkomen dat zijn functie was komen te vervallen. Nu dat het hof het ervoor houdt dat de functie van autoverkoper wel is komen te vervallen, heeft het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat het UWV de ontslagvergunning niet zou hebben verleend indien Autoschat de (toekomstige) zaken wel juist zou hebben voorgespiegeld. Ten aanzien van het gevolgencriterium heeft werknemer aangevoerd dat de kantonrechter niet of onvoldoende heeft meegewogen dat: (a) hij twaalf jaar in dienst is geweest, (b) hij ten tijde van zijn ontslag 58 jaar was, (c) zijn arbeidsperspectieven minimaal zijn te noemen, (d) zijn verwachte werkloosheidsduur van vier jaar de maximale looptijd van de WW-uitkering overstijgt, en (e) zijn nog beschikbare werkzaamheden nu door andere (goedkopere) krachten worden verricht. Voor zover de door werknemer onder (a) tot en met (d) genoemde omstandigheden niet al geacht kunnen worden (impliciet) te zijn meegewogen door de kantonrechter, acht het hof die omstandigheden ook niet zodanig bijzonder dat het in strijd met algemeen aanvaarde normen van goed werkgeverschap moet worden geacht dat Autoschat aan werknemer ontslag heeft gegeven zonder voor hem een financiële regeling te treffen. Voor de onder (e) vermelde – door Autoschat betwiste – omstandigheid geldt dat het geen omstandigheid betreft die zich al voordeed op het moment van het ontslag en bovendien die omstandigheid ook geen betrekking heeft op werknemer persoonlijk. Het hof sluit zich derhalve aan bij het oordeel van de kantonrechter dat het ontslag niet kennelijk onredelijk is op grond van het gevolgencriterium.