Naar boven ↑

Rechtspraak

bestuurder/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg
Hoge Raad, 24 november 2017
ECLI:NL:HR:2017:3019

bestuurder/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg

Administratie behoort de rechtspersoon toe. Ex-bestuurder heeft geen toegang tot administratie. Melding betalingsonmacht hoeft niet opnieuw te worden gedaan zolang sprake is van betalingsonmacht.

Feiten

Bestuurder is tot 18 november 2010 (middellijk) bestuurder geweest van Kantrans Logistiek B.V. (hierna: Kantrans). Kantrans viel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds. PVF Achmea was belast met de incasso van de aan het bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde premies. In een brief van 4 december 2009 heeft bestuurder namens Kantrans aan PVF Achmea gemeld dat Kantrans wegens verslechterende marktomstandigheden niet in staat was de aan het bedrijfstakpensioenfonds per 1 december 2009 verschuldigde premies te betalen. Daarin meldde bestuurder tevens dat Kantrans kostenreducerende maatregelen had genomen en deed hij een voorstel voor een betalingsregeling. In de loop van 2010 heeft Kantrans nog betalingen ten gunste van het bedrijfstakpensioenfonds verricht. Kantrans is op 19 juli 2011 failliet verklaard. In dit geding vordert het bedrijfstakpensioenfonds betaling door bestuurder van onbetaald gebleven premies over de jaren 2008 tot en met 2010 ter hoogte van € 75.665,88. Het bedrijfstakpensioenfonds heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat bestuurder hoofdelijk aansprakelijk is voor de door Kantrans verschuldigde bijdragen aan het bedrijfstakpensioenfonds. Zowel de rechtbank als het hof hebben bestuurder aansprakelijk gehouden voor de premiebetaling. In cassatie klaagt bestuurder dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat niet uit een notariële akte blijkt dat de administratie van de vennootschap is overgegaan, zodat de stelling van bestuurder dat sprake was van een sterfhuisconstructie terzijde is gesteld.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt.

Administratie behoort de rechtspersoon toe

De administratie van een rechtspersoon behoort toe aan die rechtspersoon. Het bestuur van die rechtspersoon is ingevolge artikel 2:10 BW verplicht de administratie voor de rechtspersoon te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Na een aandelenoverdracht of een bestuurswisseling behoren de tot de administratie behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers dus te blijven berusten bij de rechtspersoon. Voor zover de administratie bij een aandelenoverdracht en bestuurswisseling feitelijk ter hand gesteld moet worden aan een opvolgend bestuur geldt dat voor die terhandstelling geen nadere formele vereisten, zoals een notariële akte, zijn gesteld. Uit het voorgaande volgt dat een voormalig bestuurder, voormalig aandeelhouder, voormalig indirect bestuurder of voormalig beleidsbepaler in beginsel niet meer kan beschikken over of zelfs toegang kan verkrijgen tot de administratie van een rechtspersoon. Het hof heeft het zojuist vermelde uitgangspunt miskend door – bij gebreke van een notariële akte waarin de overdracht van de administratie is vastgelegd en van een voldoende gemotiveerde en onderbouwde betwisting door bestuurder – het ervoor te houden dat de administratie niet is overgedragen aan de koper van de aandelen en daaruit af te leiden dat bestuurder die dan dus (kennelijk) buiten de procedure heeft gehouden. Het hof heeft niet vastgesteld dat bestuurder de administratie van Kantrans bij de overdracht van de aandelen in Kantrans heeft behouden of achtergehouden of van die administratie kopieën heeft gemaakt en heeft behouden. De klacht slaagt.

Melding betalingsonmacht hoeft niet opnieuw te worden gedaan zolang sprake is van betalingonmacht

Indien een melding van betalingsonmacht op de voet van artikel 23 lid 2 Wet Bpf 2000 is gedaan, behoeft niet opnieuw een zodanige melding te worden gedaan zolang nog sprake is van een betalingsachterstand, tenzij het bedrijfstakpensioenfonds de betalingsplichtige na ontvangst van een betaling schriftelijk doet weten de betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten. Zie in vergelijkbare zin HR 16 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6635, NJ 2007/164 voor de toepassing van artikel 36 lid 2 Invorderingswet 1990.