Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 11 december 2017
ECLI:NL:RBNHO:2017:10092
X./HB Andijk B.V.
Feiten
X is bij beschikking van de rechtbank de dato 6 april 2017 tot bewindvoerder benoemd over de goederen toebehorende aan werknemer. Werknemer is sedert medio 2014 bij HB Andijk in dienst. HB Andijk heeft aan schuldeisers van werknemer een aantal betalingen gedaan, welke in mindering strekten op het hem toekomende loon. Bij brief van 19 juli 2017 heeft HB Andijk aan werknemer het navolgende bericht: “Na ampel beraad is de beslissing genomen u geen nieuwe arbeidsovereenkomst aan te bieden. Uw werkzaamheden eindigen derhalve op 21-08-2017. (…)”. Bij vonnis van de kantonrechter in kort geding de dato 1 augustus 2017 is HB Andijk veroordeeld onder meer tot betaling van achterstallig loon over de periode januari 2015 tot en met juni 2017 van een bedrag groot € 15.000, welke bedrag inmiddels is voldaan. X verzoekt om HB Andijk onder meer, kort samengevat, te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, billijke vergoeding en achterstallig loon.
Oordeel
De kantonrechter stelt als onbetwist vast dat werknemer medio 2014 bij HB Andijk in dienst is getreden en dat de laatste arbeidsovereenkomst op 1 september 2016 is getekend en dat het dienstverband op 21 augustus 2017 is beëindigd. Dit betekent dat een periode van 24 maanden is overschreden en dat op grond van artikel 7:668a BW de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd.
Transitievergoeding en billijke vergoeding
HB Andijk heeft de berekening van de transitievergoeding door X niet betwist. X heeft dus aanspraak op een transitievergoeding van € 2.626. HB Andijk zal daarom worden veroordeeld tot betaling daarvan. X vordert verder betaling van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 BW. In dat kader moet worden beoordeeld of HB Andijk de arbeidsovereenkomst met werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan geen sprake. Een opzegging die niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van X om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. HB Andijk valt een ernstig verwijt te maken, nu zij de arbeidsovereenkomst met werknemer onregelmatig heeft opgezegd. De kantonrechter begrijpt dat HB Andijk aanvoert dat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld gedurende zijn dienstverband. De kantonrechter gaat hieraan voorbij, nu HB Andijk dit onvoldoende heeft onderbouwd. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding kan worden gelet op hetgeen werknemer aan loon zou hebben genoten als de opzegging zou zijn vernietigd. Ook kan er rekening mee worden gehouden dat werknemer na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst een WW-uitkering ontving en inmiddels ander werk heeft gevonden en dat hij daar inkomsten uit geniet. Ten slotte kan bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin werknemer zich thans bevindt, de aan werknemer toekomende transitievergoeding worden betrokken. Het voorgaande leidt ertoe dat de billijke vergoeding wordt vastgesteld op € 550. De gevorderde wettelijke verhoging over de billijke vergoeding zal worden afgewezen. De billijke vergoeding is geen loon waarover de wettelijke verhoging is verschuldigd.
Achterstallig loon
Nu X onder VI betaling van het achterstallig loon tot en met juni 2017 verzoekt en werknemer zich heeft neergelegd bij de opzegging per 21 augustus 2017, zal dit verzoek worden toegewezen over de periode 1 juli 2017 tot 21 augustus 2017. Ten aanzien van de verzochte betaling van de openstaande vakantiedagen van 11,7 en roostervrije uren van 290,7 is geen inhoudelijk verweer gevoerd. Dit deel van het verzoek zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van achterstallig loon 2015, 2016 en 2017 (tot en met juni) toewijzen tot een bedrag van € 16.374,07 netto. De gevorderde wettelijke verhoging over het achterstallig loon is toewijsbaar, met dien verstande dat de kantonrechter met het oog op de gegeven omstandigheden aanleiding ziet de wettelijke verhoging te matigen tot 20 procent.